13 december 2021

Peter van Straaten en de mannelijke grootheidswaan

Door: Maaike Meijer (literatuurhistoricus en genderspecialist)

Peter van Straaten was tekenaar, cartoonist en schrijver. Hij werd geboren in 1935, bijna een hele generatie vóór mij, maar zijn tekeningen en teksten hebben nog niets van hun zeggingskracht verloren. Ze communiceren bovendien zo direct dat er niets tussen werk en lezer lijkt te zitten. Zoek geen dubbele bodems, sla niet aan het interpreteren. Hoeft niet. Je ziet het in één oogopslag. Dat is Van Straatens kracht. Ecce homo. Uitgebluste oudere echtparen. Verveelde jonge echtparen waarvan je de hele toekomst al kunt uittekenen. Weinig vreugdevolle seks. Verslaving aan drank en sigaretten (andere verdovende middelen komen bij Van Straten niet voor, wat iets zegt over zijn generatie en actieradius). Vervlogen illusies. (Twee middelbare heren zitten treurig aan een strand: ‘En jij? Wat wilde jij vroeger later worden?’) Breed uitgemeten mannelijke ego’s, die uitnodigen tot hard lachen omdat je ze herkent, want ja verdomd, zo gaat het eraan toe op die werkplekken waar mannen de baas spelen. Uit dat deel van het oeuvre maakte ik voor deze tentoonstelling een keuze. Bijvoorbeeld die tekening van drie mannen en een vrouw in overleg aan een tafel. Mannen kijken gedrieën strak naar de vrouw, tekst: ‘Iedereen het ermee eens? Of gaan we moeilijk doen?’  Ik kon in dit segment kiezen uit een scala aan seksuele intimidaties: de man die van achteren de borsten van een vrouw beetpakt zogenaamd aardig: ’Geeft niks meisje we maken allemaal wel eens fouten’.  Mannen die tegen een vrouw opklimmen terwijl zij nog net weet uit te brengen ‘Dat niet alleen, het zijn ook nog eens ongewássen intimiteiten.’  Dan wel: ‘In godsnaam niet op maandag.’  Van Straaten brengt de arrogantie vermomd als geilheid vlijmscherp in beeld én drijft de spot met mannelijke grootheidswaan waarin zoveel kleinheid en incompetentie zit. De ene man tegen de andere: ‘Sinds wij ons niet meer met het management bemoeien is de omzet verdubbeld’.  De sekse-verhoudingen worden in allerlei situaties gefileerd, waarbij Van Straaten de klootzakkerigheid van mannen onbarmhartig neerzet (vier op banken hangende kerels: ‘Weet je wat vrouwen óók niet kunnen?’) maar ook vrouwen niet spaart. In de huiselijke kring kunnen vrouwen bij hem ook verwend, krengig of medeplichtig zijn. Maar op het werk, en dat is bij Van Straaten veelal het kantoor, heerst een diepgeworteld patriarchaat. Het is duidelijk welke kant van Straaten kiest. Mannen zijn bij hem blind voor hun eigen hufterigheid. Tegelijk is van Straaten niet activistisch. Eerder realistisch. Er klinkt geen hoop door dat de dingen zullen gaan veranderen. Zelfs niet als vrouwen de baas worden op kantoor.  In Peters Zeurkalender tref je op 13 juni 2022 straks een dikke dame, met de in onflatteuze legging gestoken benen op tafel, sigaar in de mond. De tekst luidt: ‘Ja, natuurlijk moeten ze hier nog even wel aan me wennen.’  Je vreest dat deze dame even pompeus zal worden als de heren in haar positie: ze heeft al dezelfde dikke buik en dezelfde sigaar en ligt zich in dezelfde houding al te wentelen in eigen voortreffelijkheid.

Die melancholieke kijk zit ook in het proza van Van Straaten, zoals in zijn verhalenbundel ‘Reis naar de binnenlanden van het huwelijk.’ Daarin fileert hij de binnenkant van relaties. Hij laat je op de voet volgen hoe pijnlijk sneu het eraan toegaat.

Van Straaten wijst de weg naar binnen. Niet naar buiten. Hij laat het aan ons, zijn kijkers en lezers, om die te vinden.