Limo’s met granaatappelpitten, oranjebloesemwater en specerijen hip en nieuw? Nee, al in de 18e eeuw kwamen er verfrissende drankjes met spannende ingrediënten op tafel, zo blijkt bijvoorbeeld uit Het Hollands, of Neederlands kook-boek uit 1724 en 1725. Proef de drankjes – met of zonder alcohol – tijdens de Museumnacht in het Allard Pierson op 5 november!
Het Hollands, of Neederlands kook-boek bevat, ondanks de titel, weinig recepten die we nu als typisch Nederlands zouden definiëren. Geen stamppot boerenkool, hutspot, stroopwafels en poffertjes – op die laatste na bestonden ze ook nog niet in 1724 – maar wel meloensoep met croutons en granaatappelpitjes. Kip met levertjes, zwezerik, kappertjes, wijn, ansjovis en olijven. Taart van ‘groene room’: snijbiet, pistaches, suiker en oranjebloesemwater. En allerlei spannende zoete drankjes, van frambozen, citroenen, abrikozen, viooltjes, jasmijn, anjelier, rozen, oranjebloesem, kaneel, anijs, korianderzaad en meer. De bloemen kwamen uit eigen tuin of kas; de specerijen, tijm, artisjokken, granaatappels en olijven werden geïmporteerd vanuit Zuid-Europa of verder weg. Kostbare ingrediënten dus, om mee te pronken. Dat gebeurde eerder ook al, getuige de uitbundige 17e-eeuwse stillevens vol granaatappels, citrusvruchten en ander fruit van ver.
Van de eerste druk, uit 1724, zijn meerdere exemplaren te vinden in Nederlandse bibliotheken. De tweede druk van een jaar later ligt alleen in het Allard Pierson. Heel origineel waren de recepten in Het Hollands, of Neederlands kook-boek niet: de anonieme auteur nam ze grotendeels over uit het Franse kookboek Le Cuisinier Royal et Bourgeois (1691) van François Massialot, persoonlijk kok van Filips I van Orléans, de broer van Lodewijk XIV. Hij paste ze niet aan het grotendeels protestante publiek van de Republiek aan; volgens het titelblad was de auteur zelf Rooms. Dus zijn er aparte hoofdstukken voor vastendagen (waarop katholieken geen vlees aten, maar wel vis, kikkers, groente en amandelmelk) en een overzicht van seizoensingrediënten gerangschikt naar heilige.
En die drankjes? Die waren bedoeld om na het eten te drinken, voor een goede spijsvertering. De instructies zijn tamelijk eenvoudig. Voor het viooltjeswater pluk je bijvoorbeeld de bloemen voor zonsopgang, ‘en nimmer als het regent’, en week je ze zes uur met suiker in water, voor je de vloeistof zeeft en serveert – ‘om het nog aangenamer te mogen drinken, doet met ’t bevriezen.’
De ‘Goden-Wyn of Drank’ maak je van geschilde citroenen en appels, die je overgiet met suiker, wijn, kruidnagels en oranjebloesemwater. ‘Als gy wilt zoo Ambreert het en Muskeert het’: voeg je een beetje ambergrijs – peperduur en zeldzaam parfumingrediënt, afkomstig uit het darmstelsel van potvissen – en muskus – afscheiding uit een geurklier van het muskushert – toe. Dát zal je tijdens de Museumnacht niet proeven, wel moerbeisiroop met granaatappel (en eventueel een scheut gin), honingwijn met saliesuiker of sinaasappel-kardemonsiroop met jonge jenever en oranjebloesem