De temperaturen van dit weekend vragen om zonnige smaken. En wat is zomerser, vrolijker en lekkerder dan een portie aardbeien? Lees onder het eten een korte geschiedenis van de zomerkoninkjes, die minder lang bestaan dan je zou denken.
Om te beginnen is de aardbei geen vrucht maar een schijnvrucht: de échte vruchten zijn de minuscule pitjes aan de buitenkant. Dat geldt ook voor bosaardbeitjes (Fragaria moschata en Fragaria vesca), die de meeste tuinierders en wandelaars zullen kennen, maar die nauwelijks te koop aangeboden worden. Bosaardbeitjes zijn kleiner dan de ‘gewone aardbei’ en hebben een andere, diepere smaak. Eeuwenlang kenden onze voorouders in Europa niets anders dan deze bosaardbeien. Sinds de verre oudheid plukte men de schijnvruchtjes uit het wild – de Romeinen beschreven ze al – en vanaf de late middeleeuwen werden ze ook in tuinen verbouwd.
In enkele kookboeken komen de (bos)aardbeien voor. Bartolomeo Scappi (ca. 1500-1577), kok van de Pausen Pius IV en Pius V en auteur van het kookboek Opera dell’arte del cucinare (1570), gaf een recept voor crostata (taart) met zure kersen, aardbeien, kruisbessen of verse verjusdruiven. Het Hollands, of Neederlands kook-boek (1724) bevat een hoofdstuk met recepten voor smaakwaters, van specerijen, bloemen en vruchten, waaronder een recept voor ‘Water van Aardbeyen’.
Aan de andere kant van de Atlantische Oceaan bestonden andere aardbeiensoorten, waaronder de Fragaria chiloensis uit Chili en Fragaria virginiana uit Noord-Amerika. Pas toen beide soorten naar Europa werden meegenomen en in de loop van de 18e eeuw per ongeluk werden gekruist, ontstond de hybride grote aardbei die we nog steeds eten: de Fragaria x ananassa (hij geurt lichtjes naar ananas, vandaar de naam). Deze aardbei is minder kwetsbaar dan bosaardbeitjes en makkelijker te telen en werd al snel zeer geliefd.
De moderne aardbei vond zijn weg naar kookboeken. Zo leerden jonge meisjes uit Anna, de kleine keukenmeid (1870) van Henriette Davidis ‘hemelspijs’ te maken van aardbeien, frambozen of bessen met suiker, die je met geklopt eiwit in de oven gaarde, en thee te zetten van aardbeienblaadjes.
Ook in kookboeken die tijdens de twee Wereldoorlogen werden gepubliceerd staan recepten voor aardbeienthee: het was een welkom surrogaat voor de schaarse echte theebladeren. De auteur van het Meulenhoff’s Oorlogs-kookboek uit 1918 raadt aan bladeren van jonge braam- en aardbeienplanten te drogen in de zon of een oven op lage temperatuur, en er dan thee van te zetten
Het is deze dagen wellicht te warm voor thee, maar aarbeien zijn altijd goed. Met slagroom, met suiker en citroen, in een taart of gewoon zo, want de beste exemplaren hebben niets meer nodig.
Kringlid of vriend worden van onze Gastronomische Collectie? Klik hier!