Letters van de Art Nouveau

Art nouveau was er rond 1900 niet alleen voor welgestelden: de zwierige stijl kon men vooral op straat vinden. In de tentoonstelling ‘Letters van de art nouveau’ laat het Allard Pierson zien welke nieuwe lettervormen de publieke ruimte en het commerciële drukwerk domineerden, of dat nu in de vorm van een foldertje was of een winkelopschrift.

De grafische experimenten leken onbegrensd, wat tot buitenissige letters leidde. Het bekendst is de invloed van de Japanse kalligrafie, die zich verraadde in het spitse penseelkarakter. De nieuwe lettervormen verspreidden zich snel, mede door internationale modelboeken voor schilders en steendrukkers. Die bevatten complete alfabetten om na te maken en praktische toepassingen die een ambachtsman makkelijk kon aanpassen. Enkele van deze doorgaans losbladige uitgaven zijn gedrukt in tot wel twaalf kleuren en worden nu gerekend tot de hoogtepunten van de negentiende-eeuwse chromolithografie.

Lettermodelboeken en letterproeven

Boekdrukkers werkten met loden tekstletters en houten afficheletters en moesten meegaan in de vormvernieuwing om te kunnen concurreren met de steendrukkers. Daarom ontvingen art nouveau-kunstenaars als Otto Eckmann, Eugène Grasset en George Auriol opdrachten om eigentijdse drukletters te ontwerpen. Die werden in vaak luxe letterproeven (catalogi) bij drukkerijen onder de aandacht gebracht. Deze met name Franse, Duitse en Nederlandse lettermodelboeken en letterproeven zijn ruimschoots op de tentoonstelling vertegenwoordigd. Zoals vrij gebruikelijk bij commercieel drukwerk is dit nu zeldzaam materiaal.

Revival jaren zestig

De opvallende lettervormen van de art nouveau werden in de jaren zestig van de vorige eeuw herontdekt door jonge grafisch ontwerpers, voor het eerst in de San Francisco Bay Area. Net als de art nouveau-kunstenaars in hun tijd verlangden de hippies terug naar de natuur en door de vaak bijna onleesbare letters te hergebruiken, zetten zij zich af tegen het establishment en het gladde ‘corporate design’. Voorbeelden van hippievormgeving zijn in de tentoonstelling te zien, zoals het Nederlandse jongerenblad ‘Hitweek’. Het materiaal is grotendeels afkomstig uit de eigen collecties.