Album Academicum uitgebreid met 14.000 gepromoveerden
Het Album Academicum, een online database van de UvA, bevat nu 16.500 geleerden en 160 promotieplaten, drukwerken die vaak een humoristische schets geven van het leven van de student.
Sinds 1 januari 2019 zijn het Allard Pierson Museum en de Bijzondere Collecties samen het Allard Pierson.
Het Amsterdamse Album Academicum is afgelopen december uitgebreid met de gegevens van alle 14.000 gepromoveerden uit de periode 1877–2007. De bijna 750 gepromoveerden uit de laatste twee jaar zullen snel volgen. Het Album Academicum, een digitale database, bevatte al gegevens over alle hoogleraren van de Universiteit van Amsterdam en haar voorloper het Athenaeum Illustre, van 1632 tot heden. Voor zover mogelijk zijn alle hoogleraren voorzien van een portret.
Met de toevoeging van alle gepromoveerden is opnieuw een belangrijke bron van informatie voor iedereen beschikbaar gekomen. Er kan gezocht worden op gepromoveerde en jaar van promotie, maar het Album Academicum biedt ook antwoorden op meer complexe vragen, bijvoorbeeld over de ontwikkeling van de vakgebieden en het percentage gepromoveerde vrouwen. Alle proefschriften uit de collectie van de Universiteitsbibliotheek Amsterdam zijn aan de gegevens gekoppeld. De Universiteitsbibliotheek wil ze in de komende jaren alle digitaliseren.
De gegevens van 160 gepromoveerden worden geïllustreerd met hun promotieplaten, feestelijke drukwerken die vaak een humoristische schets geven van het leven van de student.
Vanaf 1877 konden studenten niet alleen in Leiden, Utrecht en Groningen promoveren, maar ook in Amsterdam. De studenten namen direct een aantal academische tradities over van de al bestaande universiteiten. Een van deze tradities was de vervaardiging van promotieplaten.
Deze grote, gedrukte platen laten een beeld zien van het leven van de student, verhaald in humoristische tekeningen, begeleid door plagerige versjes. Ze behandelen vooral het corps- en privéleven van de student en drank en vrouwen zijn ruim vertegenwoordigd. Maar ook komt er nog wel eens een huwelijk op voor, aangezien studenten in die tijd heel wat langer studeerden dan tegenwoordig. Het toekomstbeeld van de promovendus, zoals uitzending naar de koloniën, is ook regelmatig afgebeeld.
De originele tekening werd voorafgaand aan de promotie gemaakt. Soms krabbelde een vriend de illustraties, zoals de Amsterdamse student en latere hoogleraar kunstgeschiedenis en archeologie Jan Six (1857–1926). Maar ook werden er wel professionele tekenaars ingehuurd, bijvoorbeeld Martin Monnickendam (1874–1943), die in 1899 de promotieplaat van C.H. Guépin illustreerde.
Bij het promotiediner plaatsten alle aanwezigen hun handtekeningen op een speciaal hiervoor gereserveerde plek op de tekening. Vervolgens werden er enkele tientallen reproducties gemaakt, genoeg voor de hoogleraren en vrienden van de promovendus. In elke studentenstad was wel minstens één drukker gespecialiseerd in het vervaardigen van litho's voor promotieplaten. In Amsterdam waren dat onder anderen Roelofzen, Hübner & Van Santen, M.J. Portielje, de gebroeders Braakensiek en Dieperink & Co.
Het maken van een promotieplaat was een kostbare en daarmee elitaire aangelegenheid. In de jaren twintig van de twintigste eeuw nam de studentenpopulatie sterk toe, werd de gemiddelde student minder kapitaalkrachtig en kalfden oude tradities af. Ook de promotieplaat werd minder populair. Eind jaren dertig werden de laatste gemaakt en de traditie is nooit meer herleefd.
Beeld: Promotieplaat van C.H. Guépin, 1899 (detail).