In de jaren zestig begonnen Willem Heijting (1943) en Coby Heijting-Klein (1944-2020) met het verzamelen van gedrags-, huishoud- en kookboeken van 1760 tot 1960. In december 2012 schonken zij hun verzameling het Allard Pierson. De collectie bevat gedragsliteratuur, waaronder etiquetteboeken en praktische handleidingen voor de huishouding, maar vooral veel kookboeken: van handgeschreven receptenboeken tot handboeken voor professionele koks en banketbakkers.
Voor de Heijtings vormden deze huiselijke handboeken een onterecht ondergewaardeerd deel van de boekproductie: de boeken geven een belangrijk inzicht in het alledaagse leven van verstreken eeuwen. Daarbij zijn het relatief zeldzame werken: ze stonden niet in de studeerkamer van de heer des huizes, maar lagen in het keukenkastje of buffet en werden na intensief gebruik meestal weggegooid. Extra bijzonder dus, dat ze zo’n uitgebreide collectie van boeken in goede staat wisten te verzamelen.
We lichten ter illustratie een boek uit de Collectie Heijting uit. Het huiselijk geluk: Onderricht in het huishouden en handleiding om te leeren koken uit 1884 is een klein boek met bruin-grijze kaft en nog in goede staat. Het gaat over koken, huishouding en meer: lezeressen leerden uit het boek niet alleen hoe ze het best konden schoonmaken, boodschappen doen, voor zieken moesten zorgen (‘men late zich evenmin verleiden, het door een zieke in ijlende koorts verlangde lievelingsgerecht te geven’)en de voedingswaarden van producten berekenen, maar ook over de rol die ze thuis op zich moesten nemen. ‘De vrouw is in de eerste plaats geroepen, dit huiselijk geluk te grondvesten – zij is het, die het voor het grootste deel in hare hand heeft.’ Als jonge huisvrouwen het huwelijk vonden tegenvallen, lag dat niet aan bijzondere omstandigsteden of aan haar man, maar aan haarzelf, omdat ‘kennis of geluk van het huishouden ontbreekt!’
Enkele tips uit Het huiselijk geluk: ‘Hebt gij geen geld genoeg om voor u beide een stuk vleesch te koopen, dan offer het uwerzijds op en geef het uwen man, die bij zwaren arbeid het misschien noodig heeft.’ En dek altijd de tafel netjes met schalen: ‘Uit den kookpot terstond op de borden scheppen en ieder zijn aandeel of gevuld bord voorzetten is zeer onbehoorlijk en onfatsoenlijk; het geschiet meer uit gemakzucht dan uit armoede, omdat men opziet tegen de moeite van het wasschen.’