Johan Rudolf Katz werd op 30 april 1880 te Amsterdam geboren en volgde aldaar het gymnasium. Op 27 september 1897 schreef hij zich als student in bij de Faculteit der Geneeskunde en bij de Faculteit der Wis- en Natuurkunde.
Hij behaalde zijn artsexamen in 1911 en zijn doctoraalexamen scheikunde in 1912. In 1915 besloot hij psychiater te worden en studeerde o.a. bij Carl Jung in Zürich. Hij zette in Amsterdam een goedlopende praktijk op en reisde in 1921 naar de Verenigde Staten om daar voordrachten te houden over psychotherapie.
Hij was intussen in januari 1917 cum laude gepromoveerd tot doctor in de scheikunde op het proefschrift Gesetze der Quellung: eine biochemische und kolloidchemische Studie. Zijn onderzoek leidde tot het aanvaarden van een volkomen nieuwe zwellingstheorie. Naar aanleiding van zijn onderzoek stelde de hoogleraar Wijsman, voorzitter van de 5e Conferentie voor Voedingsmiddelenscheikunde, hem voor om onderzoek te doen naar het oudbakken worden van brood. De regering kende hem voor dit onderzoek een ruime subsidie toe. Een half jaar later, in juli 1917, promoveerde Katz tot doctor in de geneeskunde op het proefschrift Het oudbakken worden van het brood in verband met het vraagstuk van den nachtarbeid der bakkers. Hij was de uitvinder van de techniek om brood bij lage temperatuur vers te houden.
Toen hij in 1921 van zijn reis naar de Verenigde Staten terugkwam, besloot hij zijn praktijk op te geven en zich in het geheel aan de scheikunde te wijden. In 1917 was hij aan de Universiteit van Amsterdam tot privaatdocent biochemie benoemd, een functie die hij tot aan zijn overlijden zou bekleden.
Katz was internationaal een zeer gewaardeerd wetenschapper en hield lezingen in Manchester, Moskou en Leningrad en deed onderzoek in Berlijn, Upsala en Kopenhagen. In 1934 gaat hij voor de tweede maal naar de Verenigde Staten om er als Baker Non-Residential Lecturer een semester lang college te geven aan de Cornell University te Ithaca. In 1935 werd hij docent aan het Massachusetts Institute of Technology te Cambridge. Hoewel zijn gezondheid begon te verslechteren werkte hij noest door.
Hij overleed op 20 april 1938 te Boston, tien dagen voor zijn 58e verjaardag.
Affiche: IBA Amsterdam, 1914, Geheugen van Nederland