Jean-Baptiste de Bouge was een kartograaf die werd geboren in Elsene bij Brussel en opgroeide in de zuidelijke Nederlanden. Hij leefde van 1757-1833, een periode waarin zich grote politieke en staatkundige omwentelingen voordeden. De Bouge’s land van herkomst werd gevormd door de Oostenrijkse Nederlanden. Dat ontwikkelde zich tot de Verenigde Belgische Staten, en ging vervolgens deel uitmaken van de Franse Eerste Republiek, het Napoleontische Rijk en het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. In 1830 scheidden de Belgen zich daar weer van af.
In zekere zin weerspiegelt de loopbaan van De Bouge de politieke turbulentie in de Lage Landen. In zijn jongste jaren – als tiener nog – werkt hij mee aan de befaamde kaart van Ferraris. In 1782 wordt hij landmeter in Gelderland. Zijn betrokkenheid bij de ‘Brabantse omwenteling’ van 1789-1790 bracht De Bouge even in de gevangenis, waarna hij vluchtte naar Frankrijk. Steeds bood hij zijn diensten aan aan opeenvolgende landheren en bestuurders, en met succes: hij bracht het tot hoofd van het Topografisch Bureau van het Koninkrijk Holland en richtte ook een graveerschool op in Den Haag (in 1810). Na 1813 werkte hij als commercieel kartograaf. Naast kaarten publiceerde De Bouge enkele geografisch-statistische overzichtswerken betreffende Europa, de Nederlanden en Antwerpen, alsmede in 1823 een Petit atlas administratif du Royaume des Pays-Bas. De Bouge stierf op 20 februari 1833 in Den Haag.
Van De Bouge’s hand verscheen in 1823 ook de Carte chorographique du Royaume des Pays-Bas comprenant la division territoriale en provinces et arrondissemens … [etc.]. Wat de kaart aantrekkelijk maakt is dat deze het ‘grote’ Koninkrijk der Nederlanden weergeeft, dus mét het huidige België en Luxemburg. De kaart is zeer gedetailleerd uitgevoerd in twintig bladen met een totale oppervlakte van bijna drie vierkante meter. De losse bladen hebben een goed hanteerbaar formaat: 40 x 34 cm. Ook in dit opzicht concurreerde De Bouge duidelijk met die ándere grote kaart van het Koninkrijk: de kaart van Kraijenhoff. Dit blijkt bij voorbeeld uit een advertentie in de Middelburgsche courant van 6 juli 1824:
Het beschaafd Publiek verlangt sedert lang eene naauwkeurige en gedetailleerde kaart van het Koningrijk der Nederlanden: verscheidene Publieke Ambtenaren hebben meermalen den ondergeteekenden [ = De Bouge] verzocht, om zich met dat werk te willen belasten, en zich beklaagd, dat de bestaande Kaarten onvolledig waren; intusschen verdienen die der Noordelijke Provinciën eene uitzondering, namelijk die door het Bureau van Oorlog, bij losse bladen, zijn uitgegeven, maar derzelver formaat is te ongemakkelijk, om van dezelve een Atlas te maken, en de prijs zoo hoog, dat niet dan vermogende lieden in de gelegenheid zijn zich dezelve aan te schaffen.
De nieuwe kaart in 20 bladen voorzag dus kennelijk in een behoefte van minder vermogenden. Niettemin is de Carte chorographique zeldzaam en ook relatief onbekend gebleven. In elk geval zeker niet te vergelijken met de reputatie van de grote kaart van Kraijenhoff – wat overigns ook het gevolg kan zijn van de reputatie van Kraijenhoff zelf, die verschillende hoge functies bekleedde in het landsbestuur.
Hoeveel exemplaren destijds gemaakt zijn van de Carte chrographique is niet bekend, maar het zullen er toch zeker enige tientallen geweest zijn. Daarvan zijn er – voor zover valt na te gaan – in openbaar bezit bij bibliotheken in binnen- en buitenland maar enkele bewaard gebleven. Van de tweede editie van de kaart uit 1828 is zelfs maar één exemplaar bekend.
Op deze grote kaart zijn boeiende details te ontwaren. Zo zijn op de titelplaat in de vier hoeken namen vermeld van voorgangers van De Bouge: Mercator, Ortelius, Blaeu en Christiaan Huygens. Daarmee plaatst De Bouge zichzelf terloops op een zeer prominente positie in de historisch-kartografische traditie. Op een ‘boussole odographique’: letterlijk een kompas voor routebepaling of -beschrijving zie we Brussel als middelpunt van de kaart. Opvallend op de kaart is ook dat op beschikbare ‘loze’ ruimte inzetkaartjes zijn aangebracht met toenmalige overzeese gebiedsdelen: Nederlands-Indië, de Antillen, Suriname en een deel van de westkust van Afrika, het huidige Ghana. Juist dat er zoveel informatie op de kaart is verwerkt, van heel ongelijksoortige aard, maakt het resultaat ook wel wat druk en overladen – en daardoor ook volgens sommigen minder duidelijk.
Tot de verbeelding spreekt het zelfportret van De Bouge dat te zien is op blad 8. Bovendien is daar vermeld welke kaarten hij vervaardigde ‘dans ses momen[t]s de loisir’ - met andere woorden: in zijn vrije tijd. De opsomming van de betreffende producten is indrukwekkend, bovendien zijn de meeste kaarten in meerdere bladen uitgevoerd, soms vele tientallen. En het is maar de vraag of ze echt allemaal bewaard zijn gebleven. Het is duidelijk: Jean Baptiste De Bouge was iemand die zich tweehonderd jaar geleden voor volk en samenleving verdienstelijk heeft gemaakt. Dat alleen al is een goede reden om zijn kaarten nog eens met aandacht en respect te bekijken.
Met dank aan Jornt Leeflang.
Een digitale versie van de kaart is te bekijken bij de collega’s van het Nationaal Archief van Hongarije.
Voor exemplaren van De Bouge’s kaart in de collectie van Allard Pierson, zie: https://pid.uba.uva.nl/ark:/88238/b1990013027740205131
Zie ook: Jean-Baptiste de Bouge - Wikipedia en het boek De geschiedenis van België in 100 oude kaarten. Tielt, Lannoo, 2021. P. 224-225.