De taal van Vader & Zoon

Op zondag 16 februari hield conservator Jos van Waterschoot een lezing over de Vader & Zoon-strips van Peter van Straaten in Allard Pierson Live, de vernieuwde ruimte in het Allard Pierson.

In december 2018 verwierf het Allard Pierson de 5000 originele stroken van  de Vader & Zoon-strips van Peter van Straaten. Conservator Jos van Waterschoot bekeek daarna alle stroken uitvoerig, en deelt in deze blog zijn bevindingen.

Als je bijna 5000 afleveringen van een dagstrip bekijkt, ga je onherroepelijk tendensen zien.  Ontwikkelingen, zowel in de strip, de tekenstijl, als in de onderwerpen. Het werd me, met andere woorden, steeds duidelijker dat ik een tijdreis aan het maken was. En het werd me ook duidelijk wat het belang deze nagenoeg complete verzameling is. Je krijgt namelijk de geschiedenis van 1970 tot en met 1987 te zien door de ogen van Peter van Straaten. Als je die zou leggen naast andere strips of cartoons uit diezelfde periode zou dat een prachtig beeld kunnen geven door het filter van de satire. Nu is Peter een typisch voorbeeld van een linkse, progressieve intellectueel en het beeld wat hij van zijn tijd schetst is vanzelfsprekend gekleurd door zijn politieke voorkeur. Dat geeft je de gelegenheid zijn beeld te leggen naast tekenaars van heel andere signatuur. Zo zou je zijn laatste jaren kunnen leggen naast de strip De familie Doorzon van Gerrit de Jager, die vanaf 1983 verscheen. Want ook daarvan hebben wij de originele tekeningen in huis. Die strip is weliswaar veel karikaturaler, maar geeft toch ook onmiskenbaar een beeld van de tijd waarin de strip gemaakt werd.

Modieus taalgebruik

Een ander aspect: het taalgebruik. Een tijdje geleden mocht ik bij de Taalstaat, het radioprogramma van Frits Spits over taal, iets komen vertellen over Vader & Zoon. Of meer specifiek: het taalgebruik in de strip. Bijzonder, want doorgaans is het taalgebruik niet het eerste waar je aan denkt bij een strip. Maar ja, je zit bij de Taalstaat, dan is het niet erg logisch om over tekeningen te vertellen. En wat bleek: ook in het taalgebruik zijn tendensen aan te wijzen. Wat je kunt zien als je de 18 jaar aan stroken doorneemt, is de gedateerdheid van bepaalde termen. Dit zegt veel over de veranderingen waaraan de taal onderhevig is (modieus taalgebruik) en de sfeer die het uitstraalt. Dat is wellicht niet zozeer specifiek voor Van Straaten en moet meer algemeen worden beschouwd, maar het hebben van een compleet oeuvre verschaft je die mogelijkheid. Ik had bij wijze van proef eens twee jaargangen naast elkaar gelegd: 1973 en 1983. Begin jaren zeventig, de beginjaren van de strip struikel je over termen als links, progressief, gelanterfanter, slampamper, communistische vriendjes, ik pik het niet / hoef het niet te pikken, burgerlijke ongehoorzaamheid, zitkuil, rijke stinkerds, demonstreren, streaken. In de jaren tachtig zijn de meeste van die termen verdwenen en komen deze dus niet of nauwelijks meer in de strip voor.

Mini-hoorspelen

Tot slot, de tijdgeest. Aanvankelijk is die positief, alles is mogelijk, maar eind jaren zeventig slaat dat om. Ineens is er sprake van pessimisme, dreiging (de Russen komen), economische crisis, niets is meer leuk, somberheid overheerst. Het woord somber komt heel veel voor. Verder spelen verschijnselen als ‘afvallen’ in 1983 ineens een grote rol. Dat kun je allemaal niet in tekeningen laten zien, wél in je teksten. En de foeilelijke taalaberratie ‘een stukje invulling’ en ‘een stuk motivatie’ duiken op. Met die kennis gewapend stapte ik de studio van Frits Spits binnen, klaar om van mijn bevindingen kond te doen. En wat bleek: hij wilde dat ik strips voordroeg. De webcam keek mee en dus konden de luisteraars met beeldscherm eveneens meekijken. Het bleek goed te werken op de radio, want eigenlijk zijn die Vader & Zoon-strips prima als mini-hoorspelen. Dat hadden overigens Guus Hermus en Gees Linnebank al laten horen in 1974. Toen werden de strips bewerkt voor radio en tv. Ze hebben dus ook een duidelijk theatrale kant. Goed beschouwd is ook dat trouwens niet verrassend, want storyboards van films of theaterstukken zijn eigenlijk ook vaak in stripvorm. Maar toch, alweer de ontdekking van een heel ander aspect van de strip als resultaat van het verzoek eens naar het taalgebruik te kijken.

Al bij al laat dit ene voorbeeld zien dat er dus heel wat uit strips te halen valt wat je in eerste instantie misschien niet direct verwacht. En er is ongetwijfeld nog heel veel méér te ontdekken!

Jos van Waterschoot is boekhistoricus en werkzaam als conservator Boekhistorische Collecties en Stripcollecties bij het Allard Pierson. Hij is recensent van het stripinformatietijdschrift StripNieuws en voor stripblad Eppo. Hij publiceert over strips en boekgeschiedenis, en leest een strip per dag.