Shared dining door de eeuwen heen
Door Charlotte Kleyn
In horecazaken door het hele land kom je shared dining tegen, maar de grote populariteit lijkt inmiddels voorbij. Ook restaurantrecensenten hebben het gehad met de trend, zo schreef Hiske Versprille onlangs in De Volkskrant over de ‘shared dining-valkuil’: ‘gerechten kleiner dan voorgerechten die worden geserveerd voor de prijs van een hoofdgerecht.’ Gaan we allemaal terug naar het goede oude driegangenmenu? Wellicht. Maar weet dat eten delen veel ouder is.
Op veel plekken in de wereld is eten delen nog altijd de norm. Op tafels in China, Libanon en Marokko komen alle gerechten tegelijk in schalen op tafel, waaruit iedereen zelf opschept. Zo ging het eeuwenlang ook in de Lage Landen. In de middeleeuwen werden gerechten, in de rijkere huishoudens althans, op grote schalen op tafel gezet, met meerdere, soms tientallen gerechten tegelijk. Zo werd de tafel twee, drie, vier of meer keren volgebouwd. Gasten pakten een beetje uit de schalen die bij ze in de buurt stonden. Hoe belangrijker de gast, hoe groter de keus. Men at eerst nog niet van borden, maar van grote stukken brood: telloren of teljoren. De allerhongerigsten aten de stukken brood na afloop op – lekker volgezogen met saus en vet – maar het was gebruikelijker om de telloor aan de armen of de honden te geven.
Voorsnijden
Geliefd waren in deze tijd spektakelstukken: indrukwekkende pasteien, gebraden varkens en vogels – soms na het braden terug in hun veren gestopt, vooral bij mooie vogels als pauwen en zwanen – kwamen in hun geheel op tafel. De ‘voorsnijder’, een hoveling, of een bediende aan de top van de hiërarchische ladder, sneed stukjes af voor de eters. Voor dat voorsnijden bestonden gedetailleerde voorschriften. De cierlyke voorsnydinge aller tafel-gerechten; onderwijsende hoe allerhande spijzen, zo wel op de vork, als zonder de zelve, aardiglik konnen voorgesneden, en in bequame ordre omgedient worden (1664) laat zien hoe je vlees, vogels, vissen, pasteien en artisjokken voor dient te snijden.
Eten kwam in de 18e eeuw nog steeds tegelijk, in gangen, op tafel, maar dat ging wel gestructureerd. Zo bestond de eerste gang of service uit soep, hors-d’oeuvres, vlees en entrées en was de vierde lading gerechten over het algemeen zoet, met vruchten, compotes, gebak en ijs. Kookboeken boden hulp om dit systeem toe te passen. Zo waren er schema’s waarop je kon zien waar je gerechten op de tafel neer moest zetten. Zie onderstaande afbeelding uit De volmaakte Hollandsche keuken-meid (1746), met letters en cijfers die corresponderen met gerechten. Zo plaatste je in het midden bij de letter A een venezoen (wildbraad) met daarnaast kleine schotels. Aan het uiteinde van de tafel pronkten twee grote taarten. Er kwamen ook schotels met klein gebraad op tafel, een bordje met oesters, kreeften of sinaasappelen, een crème brûlée, en schaaltjes met radijs, ossentong, boter, kaas, vruchten en noten. Waar sterretjes stonden in het schema moesten zoutvaatjes komen.