KINDERKEUKEN

In april opende Zeur niet! in het Allard Pierson, een vrolijke tentoonstelling over de musicals van Annie M.G. Schmidt en Harry Bannink. Een uitgelezen moment om de kookboeken die zijn geïnspireerd op Schmidts kinderboeken weer eens uit de kast te halen. Maar eerst gaan we terug in de tijd, want de geschiedenis van kinderkookboeken behelst meer dan een eeuw.

Poppenfornuisjes

Eind 19de eeuw verschijnen in Nederland de eerste kookboeken gericht op kinderen: Anna, De kleine keukenmeid (1870) van de populaire Duits kookboekenauteur Henriette Davidis en De Kinderkeuken (1898) van Bianca. De beoogde lezers zijn ‘kleine, aardige meisjes, die graag lezen, schrijven en breijen leeren en regt lief en zoet zijn’ en de toon is vaak streng en betuttelend. De jonge kooksters moeten schoon, netjes en zuinig zijn en moeilijke handelingen ‘vriendelijk aan uwe moeder’ vragen. Snoepen uit de pan is uit den boze.

‘Zij vroeg nooit om allerhande snoeperij te mogen koken; o neen, zij nam vriendelijk en dankbaar aan wat haar gegeven werd. Ontbrak haar het noodige voor een geregt, dat zij wenschte klaar te maken, zoo begon zij dadelijk aan een ander, zonder een knorrig gezigt of een pruillip te zetten.’
Anna, De kleine keukenmeid (1870)

Deze eerste kinderkookboeken zijn geschreven voor jonge meisjes in het bezit van een poppenfornuisje: mini-circulatiefornuizen waarop je echt kan koken. Soep bijvoorbeeld, als melksoep met wittebrood, zonder suiker, want ‘gij weet reeds, dat men niet te kostbaar mag koken.’ Ook griesmeel-, aardappelen-, erwten- en biersoep leren kleine meisjes van Anna maken. Bier? Ja: een beetje alcohol wordt nog niet als schadelijk gezien voor kleine eters, zo staan er recepten in het boek voor rodewijnsaus en voor een ‘bowl voor kinderen’ van rode wijn en suiker. De recepten bevatten echter geen specerijen, want die zouden wél slecht zijn voor kinderen. Alleen een beetje kaneel kan geen kwaad.
Er staan recepten voor pudding en andere toetjes als wentelteefjes in het boek, en voor salades, gekookte groenten en drankjes. Geen vlees, want dat vond Davidis geen goed idee voor kinderen. Mocht je als kleine kookster toch graag wat vlees aan je vriendinnetjes serveren, ‘vraagt dan uwe moeder vriendelijk om een paar plakjes ham, rookvleesch of koud vleesch, legt ze, zonder er eerst van te snoepen, met een vork op een schoteltje, en maakt den rand mooi met fijne groene blaadjes; gij kunt ook hier en daar een bloempje tusschen steken; dat staat zoo aardig.’
Die bloempjes komen in het tweede deel van Anna veelvuldig voor. Op die pagina’s gaat het over de ‘bloemenkeuken’: waarin je leert om blaadjes en bloemen op te maken alsof het gerechten zijn. Met gras als spinazie, madeliefjes als eieren, wortels als biefstuk, een sneeuwbal met viooltjessaus en een pudding van zand.

Ha! Wij mogen koken

De Kinderkeuken van achttien jaar later is het eerste van oorsprong Nederlandse kinderkookboek. Dat blijkt ook uit het recept voor andijvie op z’n Frans – gestoofd in boter: ‘hoewel ik er anders zeer voor ben dat Hollandsche meisjes allereerst goed op zijn Hollandsch leeren koken, zoo is werkelijk de bereiding smakelijker dan bij ons.’ Van dit boek mogen lezeressen wel vlees op hun poppenfornuis bereiden, zoals gebakken biefstuk en bouillon. Maar met messen moeten de meisjes nog steeds oppassen: ‘Zoudt ge de aardappelen reeds zelf kunnen schillen? Ik vrees van niet, vraag echter maar aan het keukenmeisje om het u te wijzen, dan kunt ge het later zelf doen.’
In de loop van de 20ste eeuw verschijnen er meer kinderkookboeken, waaronder de uit het Noors vertaalde populaire serie over Liesje (Liesje bakt poffertjes, 1938, Lies leert koken, 1940), maar ook van een van de meeste productieve kookboekenschrijfster uit Nederland, Martine Wittop Koning. Van haar hand verschijnt in 1948 Met moeder in de keuken. In het hoofdstuk ‘Daar houdt vader van!’ staan hartige hapjes als kaasdobbelstenen.
Langzaam wordt ook de toon in de boeken losser. Koken mag iets leuks zijn en ook jongens mogen meedoen. Ha! Wij mogen koken (1962) begint makkelijk, met havermoutpap en tomatensoep, en wordt steeds wat moeilijker (‘en lekkerder’). Het volgt het schooljaar, zodat kinderen in december kersttulband en oliebollen kunnen bakken en met Pasen hun ouders kunnen verrassen met eetbare vogelnestjes. Auteur Lenie Nieuwenhuis-van Steenbergen spreekt niet alleen meisjes maar ook jongens aan, en is behoorlijk uitgebreid in haar instructies: ‘Eerst maak je een kleine ui schoon en snijdt die in kleine stukjes. O, wat zal je huilen! Als het uitje is klein gesneden en je tranen zijn afgeveegd en je neus is gesnoten (natuurlijk ook je handen even wassen), doe je de boter in de pan.’

Barbie, Koekie Monster

Vanaf de jaren zeventig komen er steeds meer en steeds kleurrijkere kinderkookboeken. Bekende personages moeten een jong publiek aantrekken, getuige boeken als Het Meneertjes Kookboek (1977) en Het Koekie Monster Kookboek (1985). Ook Winnie de Poeh, Nijntje en Roald Dahl-personages krijgen hun eigen kookboek. De recepten staan inmiddels mijlenver af van die van een eeuw eerder. Kinderen hoeven geen voedzame en zuinige gerechten te maken, en ook netjes en stil werken is niet langer aan de orde. Met plezier iets heel lekkers – lees: zoets – maken is veel belangrijker. Recepten hebben vaak fantasienamen en zijn over het algemeen mierzoet. Iemand nog een elfentaartje, chocorotsje, mintmuis of toverfruitsla?

Er bestaan ook andere stijlen. Karina en Hans van der Pol schrijven hun boek Kinderen koken: spelenderwijs met natuurvoeding uit 1981 vol met seizoensgebonden vegetarische recepten. De ingrediëntenlijsten bestaan uit arrowroot, bulgur, couscous, driejarenthee, muesli, sesampasta, miso en zuurdesem. Het betuttelende is hier nog goed terug te vinden. De ‘pas op hoor!’ en ‘eerst goed leren hoor!’ vliegen je om de oren. Net als zinnen als: ‘Het is fijn hè, om bezig te zijn met ons dagelijks voedsel. Het voedsel dat de natuur ons geeft en waar we heel dankbaar voor kunnen zijn.’
Kaapse raasdonders. Het Annie M. G. Schmidt kookboek (1999) van Louise Bos en Roos Voorsluis van het Amsterdamse kinderkookcafé, past in de vrolijke kinderkookboekentraditie. Hoe kan het ook anders, met zulke vrolijke kinderboeken waar Bos en Voorsluis hun gerechten uit kozen. Otje, Jip en Janneke, Tante Patent, Ibbeltje, Floddertje en Pluk van de Petteflet staan vol referenties naar eten en drinken. Van hasselbramenjam van Mevrouw Helderder en bruine bonensoep van vader Stamper tot lijsterpastei (stiekem met kip) brandnetelsoep en uiteraard de raasdonders – kapucijners met gebakken uien en spek – van vader Tos uit Otje. In 2007 verschijnt van dezelfde makers het Otjes kookboek, met extra recepten voor een feestavond: huzarensalade, hamrolletjes en gevulde eieren. Zonder maar mét zwarte peper.