16 juni 2016

Minuskels uit Haarlem

Als je door de oude boeken van het Allard Pierson bladert, kom je regelmatig voor verrassingen te staan. Elk exemplaar laat unieke sporen van de geschiedenis zien: van eigenaarsaantekeningen en handgekleurde illustraties tot bijzondere banden en hergebruikte manuscripten. Zo kreeg ik onverwacht iets van meer dan duizend jaar oud in handen.*

Voor me lag een fragment van een handschrift uit vermoedelijk de tiende eeuw, meegebonden in een zestiende-eeuwse verzamelband met twee gedrukte werken: Boethius’ De consolatione philosophiae uit 1484 en Logices adminicula uit 1511. Op vier perkamenten bladen heeft een monnik een tekst geschreven. Als schrijfletter gebruikte hij de open, ronde Karolingische minuskel. Een nieuw hoofdstuk liet hij beginnen met een initiaal in rood.

De tekst was gauw geïdentificeerd, want het bleek te gaan om een populaire bloemlezing van de kerkvaders. Het fragment bevat commentaren van Gregorius de Grote (540–604) en Ambrosius (339–397) op het evangelie volgens Lukas. Juist deze commentaren zijn ook veelvuldig in druk verspreid. Daarom werd het manuscript waarschijnlijk afgedankt en versneden tot materiaal om banden te verstevigen. In de zestiende eeuw was dat heel gewoon en dat is te zien in de boeken uit die tijd. De handschriftfragmenten zijn soms zichtbaar wanneer ze zijn gebruikt als bandbekleding of schutbladen, maar zitten ook wel verstopt als strookjes in de rug. In die vorm zijn bijvoorbeeld delen van de roman Van den vos Reynaerde overgeleverd. De meeste fragmenten zijn niet beschreven in online catalogi, dus er zijn nog schatten te ontdekken.

Liber Johannis Graerdi presbiteri de Haerlem nunc domus domini Hugonis Goutsmit in platea sancti Johannis in Haerlem.
Boek van Johannes Gerards priester uit Haarlem nu van het huis van de heer Hugo Goutsmit in de Sint Jansstraat in Haarlem.

Waar zou het tiende-eeuwse fragment vandaan komen? Een boekbinder in Haarlem heeft het misschien wel uit een handschrift gehaald dat ooit in het bezit was van een naburig klooster. In die stad woonde namelijk een vroege eigenaar van het eerste werk in de verzamelband. Op de laatste bladzijde van Boethius’ De consolatione philosophiae uit 1484 staat zijn naam geschreven: Johannes Graerdus.

Via Johannes Graerdus (of Gerards) kwam de Boethiusdruk terecht bij de bewoners van de voormalige woning van Hugo Goutsmit in de Sint Jansstraat. Hugo Goutsmit was een bekende Haarlemse priester uit de veertiende eeuw en had zijn huis ter beschikking gesteld aan geestelijken die samen wilden leven. Wie weet woonde Johannes zelf in deze commune en had hij om de hoek de beide werken van Boethius uit 1484 en 1511 laten samenbinden.

In het klooster Onze Lieve Vrouwe Visitatie net buiten de Sint Janspoort in Haarlem werkten in de zestiende eeuw professionele boekbinders.

Vlakbij, ook in de Sint Jansstraat, was de Commanderij van Sint Jan gevestigd. De Commanderij bestaat niet meer, maar een deel van de boekencollectie wel en wordt nu bewaard in de Stadsbibliotheek Haarlem. De zestiende-eeuwse boekbanden van de Commanderij hebben kenmerkende versieringen en zijn vaak verstevigd met oude handschriften. Kenners gaan ervan uit dat dit het werk is van één boekbindatelier in de omgeving. Ik vraag me af of de verzamelband van Johannes Gerards met dezelfde stempeltjes is versierd en of er nog meer fragmenten van het tiende-eeuwse handschrift zijn terug te vinden in de Stadsbibliotheek. Dat vergt nader onderzoek. Wat zou het mooi zijn als op deze manier de toegewijde arbeid van de middeleeuwse monnik gereconstrueerd zou kunnen worden.

* Met dank aan Paul Dijstelberge en Klaas van der Hoek

Gwendolyn Verbraak

Gwendolyn Verbraak studeerde Nederlandse taal- en letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam. Ze werkte elf jaar bij de Amsterdamse Universiteitsbibliotheek als catalograaf van de oude en bijzondere werken. Sinds augustus 2017 is ze assistent conservator oude drukken bij het Allard Pierson. Alle artikelen van Gwendolyn Verbraak

Kerkelijke collecties
Dodendans 27 oktober 2017