In 1927 gaf de expressieve, zware baksteenarchitectuur van de Amsterdamse School nog de toon aan, tot ongenoegen van enkele jongere Amsterdamse architecten. Verenigd in ‘De 8’ publiceerden die dat jaar een pamflet waarin ze hun bezwaren uiteenzetten: ‘Het is niet uitgesloten schoon te bouwen, maar het ware beter voorshands leelijk te bouwen en doelmatig, dan parade architectuur op te trekken voor slechte plattegronden.’ Het verwijt van ‘gevelarchitectuur’ had de Amsterdamse School wel vaker gekregen. Pas na de Tweede Wereldoorlog zou het ‘nieuwe bouwen’ of ‘functionalisme’ van de jongeren echt een stempel op de stad gaan drukken. Toen kon het Algemeen Uitbreidingsplan van Van Eesteren met vaart ten uitvoer worden gebracht, met name in Nieuw-West.
Wat in de ‘nieuwe typografie’ op lettergebied speelde, is nu nauwelijks in het ‘nieuwe bouwen’ terug te vinden. Er is geen gevelbelettering in varianten van negentiende-eeuwse of contemporaine schreeflozen en egyptiennes. Architecten en waarschijnlijk ook opdrachtgevers bleven blijkbaar graag bij vertrouwde art deco-vormen. Gelukkig waren er uitzonderingen. Hieronder volgt een kleine selectie van belettering op functionalistische architectuur, van doorsnee tot bijzonder.
Landbouwstraat 61, Betondorp: Openbare leeszaal en bibliotheek (1927) ∞ De Amsterdamse timmermanszoon Dick Greiner (1891–1964) leerde het vak van architect vooral in de praktijk. Zo heeft hij onder meer gewerkt op Eduard Cuypers’ bureau, de broedplaats van de Amsterdamse School. Greiners opdrachtgever voor dit project was niet de gemeente maar de pas opgerichte N.V. Korrelbeton. De experimentele toepassing van beton – goedkoper dan baksteen –, het platte dak en de gepleisterde gevel maken dat dit gebouw de geest ademt van het nieuwe bouwen en niet van de Amsterdamse School. De in metaal gezaagde letters – met de gespiegelde A’s en de Z op zijn kop – zijn wel echt art deco. Vermoedelijk tekende Greiner die zelf.
Cliostraat 40: Openluchtschool voor het gezonde kind (1930) ∞ Jan Duiker (1890‒1935), opgeleid in Delft, kende door zijn vroege dood maar een korte loopbaan. De openluchtschool in Zuid vormt een hoogtepunt in zijn oeuvre en in de Nederlandse architectuur. Het autonome, met de omringende architectuur contrasterende gebouw van witgepleisterd, gewapend beton en met veel glas was door bezwaren van de schoonheidscommissie weggestopt op het binnenterrein. Iets terugliggend in de huizenrij bevindt zich wel een lager poortgebouw, waarop de schoolnaam is aangebracht. De letter is een vette, schreefloze Bodoni-achtige, net als de dan vrij nieuwe Amerikaanse drukletter Broadway. Staat de S echt op zijn kop? Hoewel een klassieke schreefletter werd de Bodoni in de jaren dertig in modernistische kringen aanvaard.
Leidsestraat 32‒34: Metz & Co., Rietveldkoepel (1933) ∞ De glazen koepel torent aan de Leidsestraat hoek Keizersgracht hoog boven de daken uit, en zal menigeen in de smalle winkelstraat ontgaan. Architect Gerrit Rietveld (1888‒1964) had al langer een relatie met het luxe warenhuis Metz & Co, dat zijn meubels verkocht. Het dagblad De Standaard reageerde enthousiast op de uitbreiding ‘in den le Corbusiaanschen trant, dat in alle opzichten waardig is om de Neue Sachlichkeits-meubelen, die meer en meer veld winnen, de juiste entourage te geven.’ Op de Rietveldkoepel sluit de belettering goed aan bij het architectonisch ontwerp. Schreefloze contourkapitalen met nauwelijks dik-dun verschil staan elk binnen een vierkant. Een gekantelde M is de E.
Reguliersbreestraat 31: Cineac (1934) ∞ Pal tegenover de art deco-tempel Tuschinski opende in 1934 het nieuwe bouwen-icoon Cineac zijn deuren. Groter kan een contrast niet zijn. De naam stond voor Cinéma d’Actualité: er liep namelijk doorlopend een filmjournaal. Dit gebouw van Jan Duiker bestaat uit een staalskelet met grijze platen bekleed, waarin panoramische vensters zijn opgenomen. De projectoren op de eerste verdieping kon men vanaf de straat zien. De art deco-belettering op een stellage – na langere verwijdering niet geheel authentiek teruggeplaatst – lijkt als een gigantische krantenkop te fungeren.
Kleine-Gartmanplantsoen 13‒25: City (1935) ∞ Jan Wils (1891‒1972), enige tijd lid van De Stijl, is vooral bekend als de ontwerper van het Olympisch Stadion in Zuid. City ontwierp hij in samenwerking met de Duitser Oscar Rosendahl, die de zaal voor zijn rekening nam. Met 1800 zitplaatsen was het Nederlands grootste bioscoop. Hardcore modernisten hielden van een gepleisterde gevel maar Wils werkte deze, net als bij het Olympisch Stadion, toch gewoon met stenen af (feitelijk waren het strips). De gevelbelettering is prominent. Het art deco-karakter ervan sloot aan bij het luxueuze interieur.
Reguliersbreestraat 10-22: Galeries Modernes (1937) ∞ Dirk Brouwer (1899‒1941) had geassisteerd bij de bouw van Dudoks Bijenkorf in Rotterdam, die bij het bombardement in mei 1940 grotendeels werd verwoest. Eenmaal zelfstandig gevestigd bleef Brouwer actief als architect van warenhuizen. Tot zijn opdrachtgevers behoorden de HEMA en Galeries Modernes. Bekendheid verwierf hij met zijn uitbreiding van de Amsterdamse Bijenkorf in 1937‒38, uitgevoerd in de stijl van het nieuwe bouwen. De gevelbelettering van Galeries Modernes in de Reguliersbreestraat tekende hij vermoedelijk zelf. Deze is al te zien in een vóór de opening gereproduceerde impressie van zijn hand. De letterstijl heeft geometrische trekken maar is toch eerder art deco. Brouwer werd vanwege zijn verzetsactiviteiten in 1941 door de bezetter geëxecuteerd. De huidige gevel is overigens een tamelijk povere replica. Voor de bouw van Pathé De Munt werd het pand eind jaren negentig geheel gesloopt. Helaas is de oorspronkelijke belettering niet teruggeplaatst.
Dam: Nationaal Monument (1956) ∞ Het Nationaal Monument is geen gebouw maar wel een bouwwerk met een belangrijk voorbeeld van publieke belettering. Het ontwerp voor het monument is van de architect J.J.P. (Ko) Oud (1890‒1963), medeoprichter van De Stijl. Oud had een grote reputatie, al was die na de Tweede Wereldoorlog internationaal getaand. Voor de letters op de gedenkmuur werd Jan van Krimpen (1892‒1958) benaderd, dan dé Nederlandse specialist. Van Krimpen was als traditionalist begonnen, en zou zo ook eindigen. Voor de muurinscriptie ontwierp hij als model voor de letterhakker de hem vertrouwde strakke, klassieke kapitalen. De spatiëring – de afstand tussen de letters – is vaak niet evenwichtig uitgevoerd. De originele tekeningen en sjablonen maken deel uit van het Archief Jan van Krimpen, dat wordt bewaard bij het Allard Pierson.
Comeniusstraat: Sloterhof-complex (1959) ∞ De licht-lucht-ruimte wijk Slotervaart verrees in de jaren vijftig als onderdeel van het Algemeen Uitbreidingsplan. In het kader van de stedelijke vernieuwing vindt er nu op grote schaal sloop en verdichtingsbouw plaats. Gelukkig is het uitgebreide gebouwencomplex Sloterhof van Johannes Fake Berghoef (1903‒94) tot rijksmonument verklaard. De afgebeelde galerijflat herinnert met zijn ‘pilotis’ (pijlers) aan Le Corbusier. Vernieuwend was – om economische redenen, de woningnood was groot – Berghoefs toepassing van prefab-elementen. De eenvoudige metalen belettering in schreeflozen is zo ruim gespatieerd, dat er weinig kon misgaan, al is het gat tussen de L en de O wel opvallend ruim. Het grote oog van de R is typisch voor de art deco. Omdat Berghoef lid was van de zogenoemde ‘Delftse School’ en dus niet als ‘modernist’ te boek stond, kreeg zijn feitelijk moderne werk lange tijd niet de waardering die het verdient.