door Piet Visser
In mei 2021 wist de Doopsgezinde Bibliotheek, bruikleen van de UBA, op de boekenveiling van Burgersdijk & Niermans te Leiden een prachtige kalligrafie te verwerven van de hand van de ‘Fenix aller pennen’, Lieven Willemsz van Coppenol. Het in fraaie sierletters met pen aangebrachte stichtelijke kwatrijn op groot geschept papier (515 x 730 mm) wordt ingeleid door een Bijbelcitaat, en afgerond met een op de eigen tijd betrokken belerend distichon. De tekst luidt als volgt:
Daer is een Wetgever, die kan zaligh maken ende verdoemen.
Maer gij, wie sijt ghij, die eenen anderen oordeelt. Iacob 4 Vs. 12
Die over het gemoet der Menschen heerschen willen
Bestryden d’ Hemel en ghemeenlijck men ziet,
Dat haer besittinghen daer door ter neder villen[1]
Want sy gaen onder en haer Aertsche Macht wort niet.[2]
D’Ondervindingh hebben wy hier aen ons eyghen vaderland
Want d’Erfheer[3] heeft ’t zelve moeten quiteren[4] met scha en Schand.
Lieven van Coppenol
Scripsit Ao 1657
Omdat de naam van een dichter ontbreekt, zoals die van Vondel, Huygens of Cats – het Allard Pierson bezit reeds enkele Coppenol-bladen daarvan – is dit kwatrijn vermoedelijk een maaksel van Van Coppenol zelf. Vooralsnog heeft een eerste onderzoek naar bekend dichtwerk uit deze tijd (hetzij op naam der literatoren, hetzij in verzamelbundels), geen toeschrijving opgeleverd. Het uit de brief van Jacobus geciteerde 4:12 is afkomstig uit het toen nog onder doopsgezinden in zwang zijnde Biestkenstestament: de passage ‘kan zaligh maken ende verdoemen’, luidt namelijk in de versie van de Statenvertaling: ‘behouden kan ende verderven’!
Lieven Willemsz van Coppenol (1598-ca.1668) was Frans schoolmeester in Amsterdam en kerkte daar bij de doopsgezinde richting der Waterlanders (tot omstreeks 1640 ook de kerk van Joost van den Vondel). Wegens ernstige psychische problemen moest hij vanaf 1650 het lesgeven staken en ging zich toen verder toeleggen op de schrijfkunst. Bij tijd en wijle verliep hij zich in de drank en ging hij zich aan hoererij te buiten. Zijn fraaiste werk als kalligraaf produceerde hij in de jaren 1656-1658 (waarbinnen ook deze aanwinst valt), toen hij puntig poëziewerk van de bekendste dichters in fraai vloeiend penwerk omzette: een marketingstrategie om nieuwe opdrachten binnen te slepen. Rembrandt maakte van de schrijfmeester een ets, de zogenaamde ‘grote Coppenol’ (ca. 1658), waarvan een studie in olieverf in ‘The Metropolitan’, New York, bewaard wordt; eerder al had Rembrandt een ‘kleine Coppenol’ (ca. 1658) geëtst, waarop Lieven met (klein?)kind is afgebeeld. Ook is zijn portret gegraveerd door Cornelis de Visscher (1658) en heeft beeldhouwer Artus Quellinus een buste van hem gemaakt. Vondel dichtte omstreeks 1660: ‘Als Koppenol wil triomfeeren // Dan zweeft hy op zyn ganzeveeren.’ Of deze slotregels van een puntdicht een dubbele bodem bevatten, is de vraag (triomferen betekende ook pochen, snoeven; zweven typeert ook de onwisse gang van een zatlap). Hoe dat ook zij, niet veel later werd hij gerechtelijk onder curatele gesteld wegens ontrouw en seksuele uitspattingen. Niet elke schoonschrijver schrijft schoon!
De nieuwe aanwinst is zodra het Allard Pierson weer opent te bewonderen in de nieuwe editie van Amsterdam Creatieve Stad.
Lit.: Wijnman, H.F., ‘Mr. Lieven van Coppenol: schoolmeester-calligraaf’, in: Jaarboek Amstelodamum 30 (1933), 93-188.
[1] Ter neder villen: naar beneden getrokken, afgestroopt worden. ‘Villen’ lijkt een amateuristische vervanging van ‘vallen’ – een lapwoord dat op ‘willen’ moest rijmen.
[2] Wort niet: gaat teniet.
[3] Koning Philips II van Spanje.
[4] Kwijt raken, verliezen.