Tapes met intervieuw
Reve / Büch. Niet te openen
zonder toestemming Büch
Het interview met schrijver Gerard Reve dat in Het Parool van 15 januari 1983 verscheen, veroorzaakte flink wat heisa. Het was niet de kop – ‘Gerard Reve is het in grote lijnen eens met God’ – die aanstoot gaf, Onze Lieve Heer stond destijds al niet meer in de porseleinkast waar Reve met malicieus genoegen doorheen banjerde. Iets anders was dat Reve de Zuid-Afrikaanse apartheidspolitiek verdedigde, tegen de komst van allochtonen ageerde, collega-schrijvers Harry Mulisch en Jan Wolkers een verblijf in een communistisch concentratiekamp toewenste en mensenrechtenactiviste Joke Swiebel gunde dat ze ‘opgeveegd’ en ‘doodgeknuppeld’ zou worden. Er stak een storm van verontwaardiging op, waarna de hoofdredacteur van Het Parool diep door het stof ging voor het opdienen van dit ‘broodje fascisme’.
Een verbolgen Reve verklaarde naderhand dat de interviewer een karikaturale weergave van het gesprek gemaakt had. Die interviewer was de schrijver Boudewijn Büch. Had hij inderdaad Reves uitspraken uit hun context getrokken? Dat zou eenvoudig te controleren zijn geweest: het interview was namelijk opgenomen op casettebandjes. Maar voor een geduldige vergelijking van het eigenlijke gesprek met de gepubliceerde weergave waren de gemoederen al te hoog opgelopen. Nog diezelfde maand verklaarde Büch in het weekblad De Tijd dat hij de tapes en een transcript ervan aan de Universiteitsbibliotheek Amsterdam zou schenken, waar ze ‘voor het eerst één uur na Reve’s overlijden’ geraadpleegd zouden mogen worden. Zo kwam de bibliotheek in het bezit van een met kobaltblauw papier omwikkeld doosje, dichtgebonden met een stevig touwtje, verzegeld met rode lak en voorzien van het opschrift waarmee dit blog begon. Het transcript ontbrak, tenzij ook dat in het pakje zit.
De bibliotheek mocht meer Büchiana in ontvangst nemen: het typoscript van de roman De kleine blonde dood en verschillende stadia van drie gedichten in handschrift en typoscript. Bovendien had Büch eerder al een soortgelijk ensemble gedichten en aanzetten daartoe geschonken, door hem aangeduid als Paralipomena en parerga. Dat was een parmantige knipoog naar Schopenhauers boek Parerga und Paralipomena, waaruit een keuze sinds 1974 in het Nederlands beschikbaar is onder de titel Er is geen vrouw die deugt. In die geest ging Büch door in de begeleidende aanbiedingsbrief, gedateerd 16 juni 1982. Hij stelt daarin als voorwaarde voor schenking dat de paperassen tot 16 juni 2032 niet ter inzage gegeven mogen worden aan ‘vrouwen, meisjes en feminieme kleuters’. In een voetnootje is daaraan toegevoegd dat het embargo niet geldt voor medewerksters van de Handschriftenafdeling.
De brief is geschreven in een erg studentikoze, niet ernstig op te vatten stijl die Büch wel vaker hanteerde, bijvoorbeeld in zijn eveneens bij de Bijzondere Collecties berustende brieven aan Gerrit Komrij. Bij mijn weten heeft geen enkele conservator ooit zelfs maar overwogen om vrouwen inzage in de Paralipomena en parerga te weigeren. Maar als het embargo op de Paralipomena en parerga niet serieus genomen hoeft te worden, hoe zit dat dan met het embargo op het blauwe pakje? We kunnen Büch zelf niet meer vragen het embargo op te heffen, hij overleed in 2002, ruim vijf jaar vóór Reve. De aanvechting om dat dan maar namens hem te doen kwam op toen onderzoekster Eva Rovers begon met het schrijven van een Büch-biografie. Misschien hielp het haar research als zij de tapes zou kunnen beluisteren – gesteld dat er na drie decennia nog iets te beluisteren is, casettebandjes zijn immers niet erg duurzaam.
Maar voordat er een beslissing viel, dook er een transcript op van het interview. Tijdens een benefietveiling op 14 december 2014, Büchs verjaardag, ging dat transcript van de ene particuliere verzamelaar over op de andere. Eva Rovers had inzage in het transcript en publiceerde, vooruitlopend op haar biografie, in de zomer van 2015 een gedetailleerd artikel over de hele affaire in het Tijdschrift voor Biografie. De beschikbaarheid van het transcript maakte het openen van het pakje een stuk minder dringend. Het veranderde de balans tussen winst en verlies. De betrekkelijk kleine winst zou zijn dat het transcript op nauwkeurigheid gecontroleerd zou kunnen worden. Daartegenover staat dat er een voorwerp met een mooi verhaal – het blauwe pakje – onherstelbaar verloren zou gaan.
Precies dit dilemma werd voorgelegd aan een van de teams die meededen aan het MuseumCamp dat vorige maand georganiseerd werd. Zo’n honderd deelnemers kregen één weekeinde lang de tijd om een tentoonstelling op te zetten rond zeventien lastig te presenteren voorwerpen, waaronder het pakje met de Reve Tapes. Het prijkt momenteel mooi uitgelicht in een vitrine in de bruisende tentoonstelling MuseumMakers. Maar waar kijk je naar als je dit pakje bekijkt? Niet naar de tapes, die zijn niet zichtbaar, laat staan dat je ze kunt beluisteren. Toch kijk je naar meer dan enkel verpakking die de essentie aan het oog onttrekt. Het pakje zelf is inmiddels een (min of meer) museaal object met een eigen geschiedenis, dat wellicht meer zegt over Büch en de affaire in 1983 dan de geluidsopnames. Bovendien is het een sprekend getuigenis van Büchs hang naar mystificatie. Is het al met al niet beter het pakje intact te laten?
Het team van de Reve Tapes nam niet zelf een standpunt in, maar schoof de hete aardappel – met uitleg overgoten, dat wel – door naar het publiek. De bezoekers mogen stemmen, als in een (raadgevend) referendum. Tot nu toe opteerden 95 bezoekers voor het openen en 56 voor het dichtlaten van het pakje. U kunt zelf meestemmen: de tentoonstelling MuseumMakers is nog tot en met 21 augustus te zien in het Allard Pierson Museum.