31 oktober 2024

Betje Wolff en Aagje Deken: hoe een schrijversduo elkaar vond

Door: Marita Mathijsen

Het bekendste schrijversduo uit de Nederlandse literatuur bestaat uit twee vrouwen die 27 jaar lang innig samenwerkten. Ze schreven romans, gedichten, essays en leerboeken, alles met de bedoeling om burgers die niet gewend waren om veel te lezen te laten kennismaken met goede boeken. De roman had in de achttiende eeuw nog geen goede naam. Dat wilden Betje Wolff en Aagje Deken doorbreken door een roman te schrijven die speelde in het vaderland, in het eigen milieu, in de eigen tijd. Met die roman raakte het duo in een klap bekend. De historie van Mejuffrouw Sara Burgerhart verscheen in 1782 en moest meteen een aantal keren herdrukt moest worden. Ook verschenen er speciale illustraties bij.

In de collectie van Allard Pierson worden veel brieven van en aan Betje Wolff en Aagje Deken bewaard. De meest opvallende zijn wel de twee waarmee de vriendschap begon die korte tijd later tot de samenwerking leidde. Ze zijn van cruciaal belang voor de biografie van beide schrijfsters.

Portret van Betje Wolff

Nu begon die vriendschap helemaal niet zo goed, integendeel.

Het is 1776. Aagje Deken, 35 jaar oud, was toen niet bekend in letterenland. Ze was de dochter van een doopsgezinde veeboer in Amstelveen, en had al op haar vierde beide ouders verloren. Ze werd ondergebracht in een Amsterdams weeshuis. Toen ze het weeshuis verliet werkte ze enige tijd als dienstmeid. Dat lag haar niet, maar ze kon verzorgster van een zieke koopmansdochter worden. Met haar ging Aagje verzen schrijven. Na de dood van deze Maria Bosch bundelde Aagje haar eigen en Maria’s werk in een privéuitgave vol met gelegenheidsgedichten en religieuze verzen. Deze Stichtelijke Gedichten uit 1775 trokken geen aandacht.

Portret van Aagje Deken

Betje Wolff (38 jaar) was in die tijd een ‘Bekende Nederlander’. Ze was getrouwd met een veel oudere dominee. Op de pastorie van Middenbeemster amuseerde ze zichzelf met de ene na de andere publicatie, die goed ontvangen werden. Berucht werd ze toen ze bundels uitgaf tégen streng gereformeerden, in eerste instantie vol verwijten tegen hun intolerantie, maar weldra spottend en satirisch, op een toon die men niet kende van vrouwen. Daardoor keerden schrijvers uit de orthodoxe hoek zich tegen haar en gaven pamfletten en tijdschriftartikelen uit waarin ze haar ervan beschuldigden vrijzinnig te zijn geworden.   

Aagje stuurde op 29 juli 1776 een brief naar Betje Wolff, die ze niet kende. Wel hadden ze een gemeenschappelijke kennis. In die brief gooit Aagje Betje voor de voeten dat er veel kwaad over haar gesproken wordt, en dat dat komt door haar zotte en grillige gedrag. Nu meent Aagje dat zij Betje wel kan genezen daarvan. Ze wil de goede naam van Betje herstellen, zodat ze behouden wordt voor de eeuwigheid.

Kladhandschrift van een brief die Aagje Deken stuurde aan de haar onbekende Betje Wolff, 29 juli 1776. Hs II *C5 (3). Collectie E.W. Moes

Betje is woedend. Op 4 augustus stuurt ze een furieus antwoord. Wat denkt juffrouw Deken wel, iemand te beledigen die ze niet eens kent! Is dat christelijk te noemen? En dat allemaal omdat Deken geluisterd heeft naar kwaadaardige geruchten en lompe verzinsels, alleen maar bedoeld om Betjes talenten te ondergraven. Aan het einde van haar lange antwoord krabbelt Betje een beetje terug: leer me kennen, in mijn boekenkamer, dan zul je de ware Betje zien.

Reactie van Betje Wolff op de brief van Aagje Deken, 4 augustus 1776. Hs II *C5 (4). Collectie E.W. Moes         

Aagje schaamt zich vervolgens te pletter: ze wil haar brief terughebben, om die te verscheuren of te verbranden. Betje geeft de brief inderdaad terug. De originele brief is er niet meer: alleen een klad. In de kortst mogelijke tijd bloeit er een innige vriendschap op. Als op 27 april 1777 dominee Wolff overlijdt, is Aagje de eerste aan wie Betje dit schrijft. Vanaf dat moment zijn ze onafscheidelijk en ontstaat het schrijversduo. Ze gaan zoveel schrijven dat ze wel de firma Wolff & Deken genoemd kunnen worden.

Deze brieven en nog een aantal andere objecten zijn vanaf 5 november 2024 te zien in het Verhalenkabinet in het Allard Pierson.

Marita Mathijsen is emeritus hoogleraar Nederlandse Letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam. Zij is gespecialiseerd op het gebied van de negentiende-eeuwse cultuur. Uit 2018 stamt haar biografie Jacob van Lennep: een bezielde schavuit, die op de shortlist van de biografieprijs kwam te staan. In 2024 verscheen de biografie: Een vrije geest. Het uitzonderlijke leven van Betje Wolff.