Deze beroemde tekst is afkomstig uit het slotkoor van de Matthäus-Passion van Johann Sebastian Bach. Traditiegetrouw wordt deze indrukwekkende muziek uitgevoerd op Goede Vrijdag, de dag dat Jezus werd gekruisigd. Het lijdensverhaal van Jezus volgens het evangelie van Mattheus eindigt bij de dood en graflegging van Jezus. De omstanders worden overmand door verdriet en plengen vele tranen. Huilen is een uiting van een van de belangrijkste menselijke emoties, verdriet; dat geldt nu maar evengoed in de oudheid en dus in de tijd van Jezus.
Uit het afscheidscollege in 2001 van Piet Schrijvers als hoogleraar Latijnse taal en letterkunde leren we dat in het Romeinse Pantheon de goden niet huilen. De Godin Venus uitgezonderd. In de Christelijke godsdienst en de uitingen daarvan in de kunst zien we emoties juist vaak terug. De omstanders bij de kruisiging van Jezus huilen, en het is Petrus die bitter weent nadat hij Jezus heeft verloochend.
Dit als inleiding op het plengen van tranen in de Romeinse tijd. In de collectie van het Allard Pierson bevinden zich enkele glazen flesjes die bestaan uit twee buisjes. Deze buisjes worden in verband gebracht met tranen. Door bekende Latijnse schrijvers zoals Ovidius en Tibullus (eind van de eerste eeuw voor Christus) wordt verteld dat bij rouwplechtigheden geplengde tranen werden gemengd met as, geurige oliën, wijn en honing. Deze teksten, in combinatie met archeologische grafvondsten van flesjes met twee compartimenten, hebben ervoor gezorgd dat lang werd gedacht dat in deze flesjes de tranen van de nabestaanden werden opgevangen. Zo is - overigens pas na de oudheid - de naam lacrimatorium of tranenflesje ontstaan.
Het gebruik van deze flesjes met dubbele buis als tranenflesje is wereldberoemd geworden door de scène van een rouwende keizer Nero, meesterlijk gespeeld door acteur Peter Ustinov in de film Quo Vadis uit 1951, waarin hij tegen zijn vertrouweling en hoofd van de Pretoriaanse garde, Tigellinus roept: 'Tigellinus, the weeping vase...'. Vervolgens is te zien hoe Nero uit elk oog een traan plengt in een glazen flesje.
In werkelijkheid werden dergelijke flesjes vaak gevuld met balsem, geurige olie en specerijen, en werden ze daarna in het graf meegegeven. Tegenwoordig worden de flesjes aangeduid met de naam balsamarium en unguentarium. Dat zijn ook al termen die in de klassieke oudheid niet werden gehanteerd! De namen zijn afgeleid van de Latijnse woorden balsamum of balsum en unguen dat zalf betekent. Er wordt ook wel over 'kohlflesjes' gesproken. In sommige exemplaren zijn namelijk resten van kohl of ogenzwart gevonden. Dit werd niet alleen als schmink gebruikt, maar had ook een medische functie en bood bescherming tegen vliegen.
In het Allard Pierson zijn vier van dergelijke flesjes aanwezig die tussen de 10 en 20 centimeter hoog zijn. Zij worden gedateerd in de vierde eeuw na Christus en zijn waarschijnlijk afkomstig uit het oostelijk Middellandse Zeegebied. Het zijn eigenlijk massaproducten die door hun versiering toch heel charmant zijn.