‘Daarop ging een van de twaalf, die met de naam Judas Iskariot, naar de hogepriesters en zei: ”Wat krijg ik van u als ik hem aan u uitlever?” Ze betaalden hem dertig zilverstukken.’ (Mattheus 26,14-15)
Op Witte Donderdag, de donderdag voorafgaand aan Pasen, wordt in de christelijke kerk het Laatste Avondmaal herdacht. Na afloop van de maaltijd begaven Jezus en zijn Apostelen zich naar de Hof van Getsemane waar Judas aan de hogepriesters verraadde wie van de aanwezigen Jezus was, door hem een kus te geven. Als loon voor zijn verraad kreeg hij 30 zilveren munten die in de volksmond meestal ‘zilverlingen’ worden genoemd. Om wat voor munten ging het en wat had Judas er voor kunnen kopen?
Waren de zilverlingen Romeinse denarii? Op zichzelf is dat mogelijk want het Joodse tempelstaatje Juda was in het jaar 6 na Christus door de Romeinen ingelijfd als de Provincia Judaea en dus waren er Romeinse munten in omloop. Maar deze worden in de Griekse Bijbeltekst aangeduid met dènarioi, terwijl voor de zilverlingen het veel minder vaak voorkomende woord arguria wordt gebruikt. Bovendien werden volgens de Bijbel de Judaspenningen door de priesters uit de tempelschat genomen en daarin zat zeker geen geld van de Romeinse overheersers.
In de tempelschat bevonden zich de munten die Joodse mannen als belasting betaalden voor het onderhoud van de tempel. Deze belasting ging terug op Mozes die bepaald had dat iedere Israëliet een halve sikkel moest geven voor de bouw van de tabernakel (Exodus 30:11-16 en 38: 25-28). De sikkel of shekel werd later gelijkgesteld met een tetradrachme, een vierdrachme-stuk. Op grond van muntvondsten gaat men er tegenwoordig van uit dat voor deze belasting alleen de van vrijwel zuiver zilver geslagen tetradrachmen van Tyrus werden geaccepteerd. Het Allard Pierson bezit enige van deze munten die op de voorzijde een afbeelding van de met Herakles gelijkgestelde Phoenicische god Melqart hebben en op de keerzijde een adelaar. Dit geld werd niet in de dagelijkse omgang gebruikt. Wanneer de gelovigen hun belasting of offers kwamen betalen, wisselden zijn hun ‘gewone’ geld eerst bij de geldwisselaars van de tempel om in zilverlingen, om vervolgens deze te gebruiken voor hun betaling aan de tempel. Zo kwamen de zilverlingen altijd weer terug in de tempelschat.
Wat was nu de waarde van 30 zilverlingen? Het is altijd moeilijk om bedragen uit de oudheid om te rekenen naar de moderne tijd. In het dagelijks leven verdiende een arbeider in de eerste eeuw na Christus één à twee drachme per dag, dus betekenden 30 tetradrachmen twee tot vier maanden loon. Een fors bedrag dus. Na de dood van Judas konden de hogepriesters, die dit ‘bloedgeld’ niet terug in de tempelschat wilden hebben, er een flink stuk grond van kopen. Het bedrag lijkt echter vooral gekozen vanwege de symbolische waarde: in Exodus 21:32 staat dat Mozes de vergoeding voor een slaaf of slavin die door een os wordt gedood, stelde op 30 shekels. De priesters betaalden voor Jezus dus de prijs van een slaaf. Zoveel was de Judaskus waard.