Moninckx Atlas
In 1682 hadden Joan Huydecoper en Jan Commelin het initiatief genomen tot de inrichting van een nieuwe Hortus Medicus voor de stad Amsterdam.
Anders dan de kruidentuin bij het Binnengasthuis zou de nieuwe tuin naast medicinale planten ook siergewassen bevatten en dus tevens als Hortus Botanicus fungeren. Huydecoper was burgemeester van Amsterdam en bewindhebber van de Verenigde Oostindische Compagnie, Commelin was koopman in kruiden en drogerijen en als zodanig leverancier van geneesmiddelen. Beiden stonden zij ook bekend als tuinliefhebber. Dankzij hun contacten in bestuur en handel, de VOC voorop, en hun praktische botanische kennis kwamen planten, zaden, bollen en stekken naar de Amsterdamse Hortus om daar – buiten hun oorspronkelijke verspreidingsgebied – verder opgekweekt te worden. Zo ontstond een van de rijkste plantencollecties van Europa, in alle opzichten een sieraad voor de stad. Maar ook het praktische gebruik van de tuin mag niet vergeten worden. Planten van economisch nut, zoals spijskruiden, eetbare gewassen, geneeskundige planten en dergelijke, probeerde men in de tuin te vermeerderen voor productie elders. Illustratief is de koffieplant (waarvan overigens geen afbeelding voorkomt in de Moninckx Atlas). Het unieke exemplaar van de Hortus is de stamvader geworden van de Braziliaanse koffieplanten. Daarnaast werden vele siergewassen gekweekt, veelal vreemde en exotische planten. Zulke gewassen hield men in de Hortus uit pure interesse, nieuwsgierigheid of voor verder onderzoek. Dezelfde factoren zullen ongetwijfeld een rol gespeeld hebben bij het samenstellen van de Moninckx Atlas.