Door: Saskia van Loenen (journalist)
De Meester. Zo heb ik hem de afgelopen tien jaar steevast genoemd, Peter van Straaten.
Ver daarvoor, in mijn jongvolwassen jaren, had ik hem uiteraard al leren kennen via zijn tekeningen in kranten en tijdschriften; vooral die van het getob tussen echtelieden vond ik fantastisch. Toen ik mijzelf na een nare scheiding weleens mocht verwennen met iets moois bestelde ik mijn eerste boek van Peter: Lachen zonder bril – een geweldige verzameling toptekeningen op groot formaat die je op een willekeurige plek kunt openslaan om een glimlach op je gezicht te krijgen. Bij dit boek kon je ook een litho van Peter kopen. Uit drie opties koos ik, met het oog op de nieuwe en hopelijk vrolijke toekomst, die enigszins spannende: “Wacht nou even tot we boven zijn, Harry.”, een jong stel dat de trap oploopt, hij zijn hand al onder haar rokje; alles in die kenmerkende, zwarte pennenlijntjes waar ik zo van hou. Die mocht de rest van mijn leven ingelijst boven mijn bed hangen, besloot ik.
Elke keer als ik dat boek doorbladerde was ik weer verbijsterd: zóveel klasse bij elkaar – hoe was het mogelijk. Iedere tekening was raak, zowel qua technische uitvoering als de zin eronder die het afmaakte; samen zetten ze exact de juiste sfeer neer. Die herkenbaarheid, of het nu ging over je eigen situatie of die van anderen, was wat het zo steengoed maakte. Verschrikkelijke stellen die je in restaurants weleens zag zitten zwijgen en waarbij je je afvroeg waarom ze in godsnaam niet gingen scheiden: Peter zag ze ook en zette ze genadeloos op papier. Gênante situaties op kantoor, in de kroeg, op vakantie, thuis op de bank, of in bed: o, heerlijke tragiek – je zag het helemaal voor je. Alsof één enkele tekening meteen een heel leven liet zien.
Ik werd een echte fan en begon meer boekjes van hem te kopen; fijne verzamelingen rond één bepaald thema, zoals huwelijksproblemen (heerlijk, heerlijk). En natuurlijk ontdekte ik zijn erotische werk; nooit te plat, altijd fraai uitgewerkt, vaak grappig maar zeker ook ronduit geil – zoals het hoort.
Toen ik voor NRC Handelsblad tien jaar terug een serie mocht maken over kunstenaars en hun scheppingsproces stond Peter van Straaten dus hoog op mijn lijstje. In zijn werkkamer met uitzicht op het IJ ontstond een mooi gesprek over zijn talent en rituelen voor en tijdens het tekenen. Na afloop gaf hij me het boek Lust cadeau, schreef voorin ‘Voor Saskia’, en daaronder zag ik in luttele seconden mijzelf verschijnen, in één vloeiende beweging op papier gezet in een laten we zeggen vreugdevolle positie. Geweldige tekening. Ik leek er ook nog op. Wat een talent.
Niet lang daarna ontdekte ik het geluk van vogels kijken en bleek dat Peter van Straaten óók een vogelaar was – ik had het kunnen weten, met parels als “Weet ik veel. Gewoon, een vogel.”, en “Gek word ik van die man… hij zet zich helemaal in voor de grutto.” Ik ging hem nogmaals thuis interviewen, nu dus over vogels, want ik had bij een eerdere expositie met Peters werk in Slot Zeist een paar prachtige vogeldagboekjes in de vitrine zien liggen. In zijn werkkamer trok hij een enorme la open en haalde daar een grote hoeveelheid volgeschreven en -getekende boekjes uit, teruggaand tot het jaar 1944, toen hij als jongen van 11 de vogels al had ontdekt. De schitterende miniatuurtjes in die boekjes, van zowel vogels, natuurlandschapjes als van hemzelf in het veld, zag je met de jaren beter worden, tot het niveau dat ze in vogelgidsen hadden kunnen worden geplaatst. Hij tekende dat allemaal uit zijn hoofd, altijd pas na thuiskomst. Staande naast de grote tekenaar bladerde ik door zijn boekjes en het voelde of ik puur goud in handen had.
In de jaren dat ik namens stichting Pers & Prent de Inktspotprijs organiseerde, de prijs voor de beste politieke tekening, won Peter hem in 2016 voor de vijfde keer, met een rake cartoon (“Ik ben geen vluchteling. Ik woon al twintig jaar naast u.”). Hij was inmiddels gestopt met tekenen, kon ook niet bij de prijsuitreiking aanwezig zijn en schreef een ontroerend afscheidsbriefje, dat op groot scherm werd getoond in de volle zaal: Aangenaam verrast. De vijfde Inktspotprijs – wat een eer! Ik dank de jury en ik groet al mijn collega's, die ik kan beloven: dit was de aller-, allerlaatste keer voor mij. Ik ben helaas uitgewerkt. Peter.
Het leidde tot een minutenlang applaus. Velen pinkten een traantje weg. De Meester, hij was er nog, maar eigenlijk ook al niet meer. Zijn overlijden niet lang daarna sloeg de krater die die avond al zichtbaar was geworden.
Tijdens zijn uitvaart klonk door de speakers van De Nieuwe Ooster de lentezang van de fitis. Het was verdrietig en het was december, maar het zou ook weer gewoon lente worden, met alle opwindende Peter van Straaten-taferelen van dien. Blijven leven en blijven lachen, leek de vogel te zingen. De Meester was dood. Leve de Meester.