In 2017 is het precies 400 jaar geleden dat de Amsterdamse graveur Pieter van den Keere zich aan een nieuw experiment waagde: hij publiceerde namelijk in 1617 een folio-atlas die uitsluitend gewijd was aan de Nederlanden. Daarvóór omvatten atlassen altijd de gehele wereld (een enkele zee-atlas uitgezonderd). Sommige uitgevers hadden de kaarten van Nederland van hun atlas wel eens in een afzonderlijk bandje gebonden en verkocht als atlas van de Nederlanden, maar Pieter van den Keere was de eerste die een nieuwe atlas van de Nederlanden op folioformaat maakte, met kaarten die niet eerder gebruikt waren.
Pieter van den Keere (in het Latijn Petrus Kaerius) was een van origine Vlaamse graveur die vanaf de jaren 1590 in Amsterdam werkte. Hij behoorde tot een groep Vlaamse kaart- en atlasmakers in Amsterdam, die door allerlei familiebanden verbonden was. Pieters zus was met uitgever Jodocus Hondius getrouwd en een zus van Jodocus Hondius was getrouwd met Petrus Montanus, die we later zien als schrijver van de tekst van Van den Keere’s atlas. Abraham Goos, die in 1616 en klein atlasje van de Nederlanden maakte, was Pieters neef, en de tekst voor die atlas was weer geschreven door Abrahams zwager Petrus Bertius.
De volledige titel van Van den Keere’s atlas was Germania Inferior id est, XVII Provinciarum ejus novae et exactae Tabulae Geographicae, cum Luculentis Singularum descriptionibus additis à Petro Montano, oftewel: ‘Nederduitsland, dat is nieuwe en nauwkeurige kaarten van haar 17 provincies, van uitgebreide beschrijving van elk afzonderlijk voorzien door Petrus Montanus’. De atlas telt 25 kaarten: een kaart van de Nederlanden in de oudheid, een blad met prenten van de zeden en gewoonten van de oude Belgen, een overzichtskaart van de 17 Provincien, een Leo Belgicus (Nederland in de vorm van een leeuw) en vervolgens kaarten van de 17 provincies, aangevuld met detailkaarten van Oostelijk Vlaanderen, de Zijpe, de Beemster en Oost-Friesland.
De wapens op de allegorische titelpagina, de 17 provinciekaarten en een lijst in de algemene beschrijving van de Nederlanden geven aan wat de 17 Provincies zijn: de landen die Karel V en later diens zoon Filips II als hertog, graaf, markies of heer in bezit hadden: de vier hertogdommen Brabant, Limburg, Gelderland en Luxemburg; de zeven graafschappen Vlaanderen, Artesië (Artois), Henegouwen, Holland, Zeeland, Namen en Zutphen; het markiezaat van het Heilig Roomse Rijk (= Antwerpen) en de vijf heerlijkheden Friesland, Utrecht, Mechelen, Overijssel en Groningen. (Let op: Drenthe had een eigen bestuur en had oorspronkelijk, net als Overijssel, de bisschop van Utrecht als landsheer. Omdat het als onbelangrijk beschouwd werd, is het niet meegeteld bij de 17, en later ook niet bij de 7 provincies).
In de beschrijvingen van de provincies aan de achterzijde van de kaarten verwijst Petrus Montanus regelmatig naar het werk van de Italiaanse geschiedschrijver Lodovico Guicciardini. Diens belangrijke boek over de Lage Landen uit 1567 is wellicht Montanus’ belangrijkste bron geweest.
De aanduiding ‘Zeventien Provinciën’ als benaming voor het grondgebied van Karel V en Filips II in de Lage Landen zou gebruikt kunnen zijn vanaf 1543, toen Karel V het hertogdom Gelderland inlijfde. Zeker nadat Karel V in 1549 bepaald had dat de Zeventien Provinciën steeds als één geheel overgeërfd moesten worden – en daarmee dus feitelijk één land werden. Echter, in 1583 zien we in de kartografie die benaming pas opduiken op de beroemde Leo Belgicus van Michael von Aitzing (afbeelding hier). De ondertitel van die kaart luidt: ‘Belgici Leonis Chorographia, das ist ein newe Landtbeschreibung des Belgischen Lewen in XVII Provincien des gantzen Niderlandts außgetheilet.’ Op de kaart wordt een tabellarisch overzicht van de ’17’ gegeven – dezelfde 17 die Van den Keere later gebruikt.
Het merkwaardige feit doet zich dus voor dat de benaming Zeventien Provinciën voor de Nederlanden onder Filips II (die in 1555 zijn vader Karel V was opgevolgd) voor het eerst werd gebruikt, twee jaar nadat negen van de zeventien provincies Filips als heer afgezworen hadden (Plakkaat van Verlatinghe, 1581). Daarbij komt nog dat benaming ‘Zeventien provinciën’ tot ver in de 18de eeuw is gebruikt: omstreeks 1785 publiceerde de Antwerpse uitgever C.M. Spanoghe nog een Carte des XVII Provinces des Pays Bas (exemplaar in het boekje Les Delices des Pays-Bas uit 1786 is in bezit van Allard Pierson). Tweehonderd jaar na de afsplitsing van de Zeventien Provinciën was zo’n kaart wel erg anachronistisch – of was het uit nostalgie of hoop tot herstel van de eenheid?
Het experiment van een atlas der Nederlanden is niet erg goed gelukt. Pieter van den Keere heeft na vijf jaar nog wel een tweede druk laten maken en tevens een Franse vertaling, maar de verkoop viel mogelijk tegen. In 1624 verkocht Pieter al zijn koperplaten aan Claes Jansz. Visscher. Later produceerde Visscher verschillende heruitgaven, waarbij hij zijn eigen naam op Van den Keere’s koperplaten liet zetten en kaarten van belegeringen en veldslagen toevoegde. Maar dat is een ander verhaal.
Allard Pierson heeft vier exemplaren van de Germania Inferior: Twee exemplaren van de Latijnse editie van 1617 (KZL 1802 A 12 en KZL 1802 A 16), een exemplaar van de Latijnse editie van 1622 (KZL 1808 A 13) en een exemplaar van de Franse editie van 1622 (KZL 1807 A 34), al deze exemplaren zijn ongekleurd.