15 juli 2021

Pieter Fontein en de Aristoteles-editie van Aldo Manuzio

Thom van Leuveren

Wie met de geschiedenis van de studie der Oude Letteren in ons Land bekend is, weet, dat deze man, in de school van Hemsterhuis [hoogleraar Grieks aan de Universiteit van Franeker] gevormd, wegens zijne geleerdheid en oordeelkunde, onder de philologen van zijnen tijd in hooge achting stond, en met de beroemdste hunner zoowel binnen- als buitenslands briefwisseling hield […]. Ook de Bibliotheek, door den bekwamen man verzameld, mag een gedenkstuk heeten van de zorgvuldigheid en keurigheid […].

– Samuel Muller over Pieter Fontein in de inleiding van zijn Catalogus van de Bibliotheek der Vereenigde Doopsgezinde Gemeente te Amsterdam (Amsterdam, 1854).

Pieter Fontein (1708–1788) was een vermaard bibliofiel. Hij studeerde voor het doopsgezind leraarsambt in Leiden en Amsterdam, werd predikant te Rotterdam in 1732 en te Amsterdam (bij de gemeente Bij ’t Lam en de Toren) in 1739. Vanaf zijn emeritaat in 1748 tot aan zijn dood richtte hij zich op de bestudering van de klassieken en maakte hij een tekstkritische uitgave van de Karakters van de Griekse filosoof Theophrastus, die helaas nooit in druk is verschenen. Wel liet hij een grote bibliotheek na (circa 1400 titels), die in 1789 als legaat toeviel aan de Vereenigde Doopsgezinde Gemeente te Amsterdam. In 1919 ging het merendeel van de boeken als bruikleen over naar de Universiteitsbibliotheek Amsterdam. Een absolute parel in Fonteins bibliotheek is de Opera-editie van Aristoteles, gedrukt door de beroemde Italiaanse drukker Aldo Manuzio tussen 1495 en 1498.

De editio princeps van de Griekse filosoof Aristoteles omvat in vijf delen het gehele corpus van Aristoteles (op de Poëtica en Retorica na) en zijn opvolger Theophrastus (minus de Karakters). Dit was de eerste grote Griekse prozatekst, of verzameling teksten, die door middel van de drukpers opnieuw werd geïntroduceerd in de westerse wereld in zijn oorspronkelijke taal. Bovendien bevatte deze publicatie meer Grieks dan dat er cumulatief was gedrukt sinds de uitvinding van de boekdrukkunst door Gutenberg. De Aristoteles-editie was zo belangrijk en invloedrijk dat zij pas in de negentiende eeuw definitief werd vervangen door de edities van Johann Gottlob Schneider en Immanuel Bekker. De Italiaanse letterontwerper Francesco Griffo ontwierp het Griekse lettertype voor het boek, gebaseerd op het handschrift van de Griekse kalligraaf Immanuel Rhusotas.

Deel 4(/1) van de Aristoteles-editie, met het werk van Theophrastus (Inc. 145). Prachtige rood marokijnen band met goudstempeling en vergulde snede.

Hoe is Fontein aan deze monumentale Aristoteles-editie gekomen? De verschillende delen van het werk verraden een aantal interessante provenances. Ten eerste vinden we in volume 1, 3 en 4(/1) (met signaturen Inc. 451, 453 en 145) het ex libris van ene Charles Barlow met de tekst ‘Charles Barlow Esq. of Emanuel Colledge, Cambridge’ of ‘Carolus Barlow Coll. Eman.’. Mogelijkerwijs heeft Fontein deze Aristoteles-editie gekocht op de veiling van Charles Barlow, die 4 februari 1737 plaatsvond. Er is echter weinig bekend over deze Engelse bibliofiel en er bestaat geen veilingcatalogus van zijn boekcollectie (de weinige informatie die we hebben is verzameld door R. Charteris, ‘Charles Barlow: Portrait of a Bibliophile, XXXIV’, The Book Collector 47 (1998), p. 352–362).

Ex libris van Charles Barlow met zijn wapen, motto ‘MUTARE AUT TIMERE SPERNO’ (Ik minacht verandering en vrees) en naam op het voordekblad van Inc. 451.

Maar wat is er gebeurd met de boeken tussen de vijftiende en de achttiende eeuw? We vinden weinig gebruikssporen terug. Een klein tipje van de sluier wordt echter opgelicht in volume 4(/2). Hier staat de bezittersannotatie van ene Jacques du Poirier: ‘Jbs du Poirier Turonensis-Ambaesianus doct. med. monspel. 1683. Turonis.’ Poirier kennen we als een zeventiende-eeuwse dokter, bibliofiel en graecus uit Tours. Hij verzamelde klassieke werken en schreef medische en filologische traktaten over velerlei onderwerpen, zoals de epidemie die uitbrak onder de werklieden tijdens de constructie van het aquaduct van Maintenon (1685), bedoeld om de fonteinen rond het Paleis van Versailles te bewateren. Zijn boeken zijn vandaag de dag terug te vinden in Tours, Parijs, Londen, Leiden en nu dus ook in Amsterdam.

Bezittersannotatie van Poirier en stempel van Universiteitsbibliotheek Amsterdam in Inc. 454.

Fontein had met deze Aristoteles-editie dus niet alleen een zeldzame incunabel in handen maar ook een gaaf exemplaar met een bijzondere gebruikersgeschiedenis. Na Fonteins dood kwam de set in de collectie van de doopsgezinden, waarvan in 1919 enkel deel 4(/1) (Inc. 145) als bruikleen overging naar de Universiteit van Amsterdam. Dit exemplaar vinden we namelijk in de catalogus van C.P. Burger jr. (De incunabelen en de Nederlandsche uitgaven tot 1540 in de bibliotheek der Universiteit van Amsterdam. Amsterdam, 1923, [dl. 2], p. 14). Het is onduidelijk waarom alleen dit deel in bruikleen is gegeven, maar men kan speculeren dat dit te maken had met Fonteins bijzondere interesse voor Theophrastus. In elk geval werd in 1975 de gehele set aan de UvA verkocht, getuige een stempel met de tekst ‘afgeschreven BIBL. DOOPSG. GEM. A’DAM d.d. (en met pen:) 15-5-75’ in elk deel en blijkens aankoopcorrespondentie tussen de UvA en de Vereenigde Doopsgezinde Gemeente Amsterdam (Stadsarchief Amsterdam, VDGA 687: Correspondentie met antiquariaat J.L. Beijers B.V. betreffende het veilen van boeken uit de bibliotheek van de VDGA, met name brief van 19 maart 1975).

Zie voor de volledige beschrijving in de UvA-catalogus. Zie voor de volledige beschrijving in MEI deze link.

Material Evidence in Incunabula (MEI) is een internationale database waarin de herkomstgegevens van vijftiende-eeuwse drukken (incunabelen) zijn opgenomen. Het gaat om exemplaar specifieke kenmerken, zoals bezittersnamen, versieringen met de hand, boekbanden, handgeschreven annotaties, bibliotheekstempels, prijzen etc.  Met deze informatie kan de geschiedenis van de alleroudste gedrukte boeken door de eeuwen heen worden gevolgd. Veel bibliotheken in binnen- en buitenland werken aan het project mee en sinds kort ook het Allard Pierson.

Thom van Leuveren studeert Klassieke Talen in Leiden en Boekwetenschap in Amsterdam. Hij heeft onderzoek gedaan naar de humanistische commentaartraditie (in handschrift en print) van de dichter Ovidius in vijftiende-eeuws Rome. Momenteel loopt hij stage in het Allard Pierson bij Klaas van der Hoek en Stijn Van Rossem om te assisteren bij het onderzoek naar de Collectie Fontein en Alba amicorum.