29 maart 2016

Kruidentuin, bleekveld en boomgaard

Door: Marike van Roon

Achter de gebouwen van het Amsterdamse Allard Pierson ligt een aardige tuin. In het voorjaar bloeien de bomen roze, zo nu en dan sluipt er een kat door de bosjes, de kinderen van de crèche rennen rond, leveranciers en onderhoudsmonteurs lopen af en aan, en er staat een trampoline voor de buren.

Sint-Pietersgasthuis, tussen Oude Turfmarkt en Turfdraagsterpad, 1628.

Ooit was dit de tuin van het Nieuwe Nonnenklooster, afgesloten van de buitenwereld. Het klooster, gesticht in 1403 en opgeheven in 1578, nam het terrein tussen Oude Turfmarkt, Nieuwe Doelenstraat, Nonnensloot (het verlengde van de Oudezijds Achterburgwal) en Grim in beslag. Niet het hele terrein was in gebruik bij de zusters: de huizen aan de Oude Turfmarkt werden verhuurd, een stuk grond aan de Grim was in gebruik bij de Stadstimmertuin. Langs het huidige Turfdraagsterpad stond de kapel. Daarnaast lag de kruidentuin, de rest van de binnentuin werd ingenomen door bleekvelden. Ook was er een boomgaard, maar die was achter de dwarsvleugel, aan de Nonnensloot gelegen.

Sint-Pietersgasthuis, tussen Oude Turfmarkt en Turfdraagsterpad, illustratie uit: C. Commelin, Beschrijvinge van Amsterdam, 1693.

Na 1578 werd het complex Sint-Pietersgasthuis, later Binnengasthuis. Voorlopig veranderde er niet veel. De tuinen waren vooral in gebruik als bleekveld, de boomgaard lag nog op dezelfde plek. De hoek tegen de gasthuiskerk werd al snel in gebruik genomen als predikantstuin en voorzien van sierlijke plantbedden en een loofgang. Een plattegrond uit 1693 laat zien dat op dat moment zowel de hof voor de gasthuiskerk als de hof achter de gasthuisvleugel volledig door plantbedden werden ingenomen. Stonden hier geneeskrachtige kruiden? Daar is niets over vastgelegd, maar het lijkt wel waarschijnlijk.

Een kaart uit 1777 laat zien dat het gasthuis de laatste mode volgde. De tuin voor de kerk was gevuld met sierlijk gevormde, symmetrisch aangelegde plantbedden en S-vormige decoraties. De tuin achter de gasthuisvleugel was een siertuin geworden, gereserveerd voor de regenten en regentessen.

Binnengasthuis, prent van J. Schilling en C. Philips Jacobsz, 1777.

In de loop van de negentiende eeuw werd de druk op het terrein steeds groter. Vanaf 1877 was het gasthuis als academisch ziekenhuis verbonden aan de universiteit en dat vroeg om nieuwe collegezalen. Oude gebouwen werden vervangen, de binnenplaatsen groeiden vol, de plantbedden maakten plaats voor boompjes en banken voor de patiënten.

Met het vertrek van het gasthuis naar het AMC rond 1980 werd het Binnengasthuisterrein het domein van de Universiteit van Amsterdam. De universiteit van de stad Amsterdam maakte een duidelijk keuze voor huisvesting in de binnenstad; ‘Studeren doe je in een stad’. Met als boegbeeld het Allard Pierson aan de Oude Turfmarkt. Een goede beslissing, maar niet de makkelijkste, oudbouw is nu eenmaal lastiger in de omgang. En de tuin… is vooral onderhoudsarm ingericht. Als ik de historische plattegronden zie, kan ik een verlangen naar het verleden niet onderdrukken. Oude handboeken over tuinaanleg en het kweken van geneeskrachtige planten hebben wij in overvloed. Zullen wij de theorie in praktijk brengen en de tuin zijn oorspronkelijke luister teruggeven?

Marike van Roon was tot juli 2021 hoofdconservator van het Allard Pierson.

Geschiedenis van Amsterdam