Het weer wordt weer steeds mooier en de zomerkleren komen weer uit de kast. Letterlijk vaak dit jaar, want in deze tijden van de intelligente lockdown zijn de meeste klerenwinkels slechts beperkt open. In de oudheid was alle kleding handgeweven en eigengemaakt. Mooie voorbeelden daarvan zijn gevonden in graven in Egypte uit de vroege middeleeuwen. Egypte was in de eerste eeuwen van onze jaartelling grotendeels christelijk en deze christenen – evenals trouwens de Islamieten die in 640 binnenvielen – deden niet aan mummificeren maar begroeven hun doden in de woestijn. In het droge zand werden niet alleen de lichamen vaak op natuurlijke wijze gemummificeerd, maar bleven ook de kleren goed bewaard. Deze gewaden geven een goede indruk van de kleding en de weeftechnieken van de periode tussen de 4de en 9de eeuw na Christus.
Deze vroeg-middeleeuwse Egyptische weefsels worden meestal Koptisch genoemd, naar de Kopten, de christelijke bewoners van Egypte. De weefsels, variërend van uiterst fijn linnen tot dikke wollen stoffen, laten zien op wat voor hoog niveau de weefkunst stond. Men kon zeer ingewikkelde patronen weven in verschillende technieken. Interessant is dat in deze late weefsels de kennis en techniek van de voorafgaande beschavingen samen komen. De oude Egyptenaren weefden vooral met linnen dat een fijn doek oplevert, maar niet goed te verven is. De Grieken, die met Alexander de Grote hun intrede deden in Egypte, weefden juist met goed verfbare wol. De Kopten combineerden beide technieken: het basisweefsel was vaak van linnen, waarin men dan sierstukken in gekleurde wol inweefde. Tot slot waren de vorm en plaats van deze sierstukken veelal gebaseerd op Romeinse kleding.
Het Allard Pierson beheert de grootste collectie Koptische weefsels van Nederland. Hoewel er complete kledingstukken in de collectie zitten, bestaat het merendeel uit losse fragmenten. Handelaren knipten uit de gewaden de sierstukken en verkochten die aan toeristen. Dat was gemakkelijker te verkopen en bracht ook meer op dan een compleet gewaad….
Als je de collectie bekijkt dan valt op dat niet alleen de weeftechnieken van verschillende culturen bleven voortbestaan; ook Griekse mythen werden tot ver in de christelijke tijd afgebeeld. Dat is mooi te zien op twee weefsels die behoren tot een schenking door mevrouw Ida Hoving-Haag (1938-2020) die onlangs overleed. Op een groot fragment van een gewaad uit de 6de eeuw na Christus zien we – in medaillons gevormd door de takken van een wijnrank – volgelingen van de wijngod Dionysos bezig met de wijnoogst. De panelen op de borst en de rug zijn grotendeels verdwenen, maar daar waren taferelen afgebeeld met de god zelf en dansende vrouwen. Op het andere weefsel is een offer van een bok afgebeeld en ook deze scène kan in verband worden gebracht met de Dionysoscultus. Het zijn onmiskenbaar voorstellingen van heidense gebruiken en daarom kan je je afvragen waarom die in de christelijke periode nog werden afgebeeld.
Dionysos is een oude vegetatiegod, aan wie de druivenplant was gewijd die in december lijkt te sterven, maar in de lente weer opbloeit. Daarom werd in dat jaargetijde de terugkomst van de god en het leven gevierd. In de christelijke tijd zag men overeenkomsten tussen Dionysos, de zoon van een god en een sterfelijke vrouw, die uiteindelijk bij de goden wordt opgenomen, en Christus. Niet voor niets wordt de opstanding van Christus in het voorjaar gevierd.
Ook tegenwoordig zien we de lente als een nieuw begin en voor veel mensen betekent dat in de praktijk dat zij nieuwe kleren kopen. Nu dat door de lockdown niet altijd even vanzelfsprekend is, kun je een voorbeeld aan de Kopten nemen: zij knipten uit oude versleten kledingstukken de mooie gedeelten en gebruikten die als applique of bies om een ander kledingstuk te verstellen of te versieren. Dus ben je toe aan een nieuwe look? Fabriceer die zelf door wat oude kledingstukken te verknippen en daarmee andere kleding te pimpen. Wie weet hangt jouw jurk of broek dan later ook in een museum als creatieve en duurzame mode ten tijde van corona.