De vormgeving van de LA-letterproeven
Voor Amsterdammers is het een bekend gebouwencomplex: de werkplaatsen van de voormalige LA aan de Bilderdijkstraat. Het complex strekt zich uit tot aan de Da Costakade. Tegenwoordig zitten in ‘Woonwerkpand Tetterode’ naast appartementen onder meer kleinschalige bedrijven en ateliers. De LA (voluit Lettergieterij ‘Amsterdam’ voorheen N. Tetterode) verhuisde in 1903 van de Bloemgracht naar deze splinternieuwe, ruime fabriek in de Kinkerbuurt. Dat was toen een volkswijk in opbouw. Ooit werkten er meer dan duizend mensen bij de LA en daarmee behoorde het tot de grotere werkgevers van de stad. De naam is wat misleidend, want behalve gegoten drukletters verkocht men drukpersen en ander materiaal voor de grafische bedrijfstak.
Het ging de LA economisch zo goed, dat er in 1913 een prestigeobject vanaf kon: de Typografische Bibliotheek, met een interieur van K.P.C. de Bazel. Aan het hoofd ervan stond huisontwerper Sjoerd de Roos. In 1971 zag de toenmalige directie niet langer een meerwaarde in deze historische collectie, en zo verhuisde die in haar geheel naar de UB op het Singel. Het Parool citeerde de trotse bibliothecaris, prof. dr. S. van der Woude: ‘Amsterdamse Universiteitsbibliotheek krijgt grootste grafische verzameling ter wereld’ (30.08.1971).
Een wezenlijk onderdeel van de Typografische Bibliotheek vormen de catalogi van drukletters – die van het eigen bedrijf en die van (internationale) concurrenten. Deze zogenaamde ‘letterproeven’ zullen zijn verzameld sinds de oprichting in 1851. Behalve ‘eye candy’ vormen ze een belangrijke bron voor designgeschiedenis. Bovendien inspireren historische proeven vaak tot het maken van digitale revivalfonts. Omdat de non-tekst van deze boeken en brochures alleen tot doel heeft de drukletter zo goed mogelijk voor het voetlicht te brengen – al permitteerden de zetters zich wel eens een grapje –, ontstaat vrij makkelijk de associatie met dada-poëzie. Het is de vormgeving van de LA-letterproeven die in deze blog de aandacht krijgt. Kort een overzicht van die van De Roos, die voor letters van H. Berthold AG en die van enkele freelancers.
Letterproeven ontworpen door Sjoerd de Roos
Toen Sjoerd de Roos (1877‒1962) in 1907 aan de Bilderdijkstraat begon, werd zijn voornaamste taak het werken aan nieuwe drukletters, van hemzelf en anderen. Tevens werd hij verantwoordelijk voor de vormgeving van het LA-drukwerk, waaronder de letterproeven. Na zijn opleiding tot lithograaf had De Roos onder meer gestudeerd aan de Rijksacademie van Beeldende Kunsten en gewerkt bij de interieurwinkel ’t Binnenhuis. Zijn artistieke wortels lagen in de geometrische, Amsterdamse variant van de Art Nouveau. De eerste, volledig door hem ontworpen letterproef was vermoedelijk die uit 1907 voor de Cheltenham, een vrij nieuw, Amerikaans lettertype. Zijn eigentijds ontwerp (rechts) staat in schril contrast met de proef die vóór zijn aanstelling in de LA-huisdrukkerij was vervaardigd (links).
De Hollandsche Mediæval (1912) en andere letters van De Roos waren bedoeld voor uiteenlopende toepassingen, waaronder reclame- en handelsdrukwerk. Dit in tegenstelling tot de elegante boekletters van de literair gerichte Jan van Krimpen, die bij concurrent Joh. Enschedé & Zonen werkte. De Roos ontwierp voor zijn letterproeven speciaal op de dorpsdrukker afgestemde zetvoorbeelden: van menukaarten en briefhoofden tot kleine advertenties. Zo droeg hij in niet onbelangrijke mate bij aan de vernieuwing en verbetering van het alledaagse drukwerk. Tot ver in de jaren veertig was zijn Hollandsche Mediaeval een van de meest populaire drukletters. Toen de LA in 1932, na meer dan vijftien jaar, weer met een grote overzichtsproef kwam, waren de typografische tijden wel veranderd. Naast de meer traditionele opvattingen van De Roos waren nu het modernisme richtinggevend én de zogenaamde 'lijnenrichting', geïnspireerd op het grafische werk van de architect H.Th. Wijdeveld.
De 1932-proef, toegeschreven aan De Roos, ziet er modern uit, maar is dat niet. Ondanks de toegepaste schreefloze letter en de decoratie van lijnen bestaat de titelpagina gewoon uit symmetrisch zetwerk in blokvorm. Het binnenwerk laat een op William Morris geïnspireerde margeprogressie zien, met een uitgepunte inhoudsopgave, waarin de bijschriften symmetrisch zijn geplaatst. De Roos bleef ondanks alle typografische revoluties trouw aan zijn opvattingen.
Letterproeven voor Berthold-letters
Gezien de vrije vormgeving is het onwaarschijnlijk dat bovenstaande proef uit 1928 met de Luna en Nero door De Roos is ontworpen. Beide letters had de LA van H. Berthold AG overgenomen, waarin juist een groot aandeel was verworven. Lang voor die tijd voerde men overigens al ontwerpen van deze Berlijnse firma – legaal of illegaal, dat is niet bekend. Voor de Berthold-ontwerpen die de LA vanaf 1928 uitbracht, beschikte men in de regel niet over eigen matrijzen (gietvormen). Die loden letters werden in Berlijn kant-en-klaar gemaakt voor de Nederlandse markt, die haar eigen letterhoogte kende.
Een ander voorbeeld: een proef van een letter die de LA als Duplex voerde. Dat was de Plastica uit 1936, verschenen als schaduwkapitalen bij de Berthold Grotesk. Vermoedelijk huurde men een freelancer in voor dit modernistisch folderontwerp, dat helaas zonder naamsvermelding is. De Berthold Grotesk goot de LA overigens wel zelf, onder de naam Nobel. Die had De Roos flink bewerkt; de Duitse herkomst bleef onvermeld. Met de opkomst van het fascisme verslechterden de betrekkingen met Duitsland. De samenwerking met Berthold eindigde in 1941. De contacten werden jaren na de oorlog pas hervat.
Letterproeven ontworpen door freelancers
De vormgeving van de LA-ontwerpstudio was over het algemeen gematigd progressief. Voor bijzondere gelegenheidsuitgaven schakelde de directie freelance ontwerpers in. Zo is het jubileumboek bij het honderdjarig bestaan in 1951 ontworpen door Dick Elffers, een oud-leerling van Piet Zwart. Later gingen prestigieuze opdrachten naar Total Design. Verschillende grafisch interessante LA-letterproeven zijn gemaakt door bekende ontwerpers van buiten.
Hierboven het letterproefje uit 1930 dat Jan Tschichold voor zijn eigen Transito maakte. De Duitser had toen al internationaal een grote naam opgebouwd door zijn modernistisch handboek Die Neue Typographie (1928). Sjabloonletters genoten populariteit in kringen van de Nieuwe Typografie, waar men veel waarde hechtte aan rationalisatie. In deze folder is als contrast een schrijfletter toegepast.
In de jaren vijftig was er behoefte aan een nieuwe schreefloze ter vervanging van de Nobel. Deze moest bruikbaar zijn binnen de internationaal dominerende Zwitserse stramientypografie. Dit resulteerde in 1958 in de Mercator van Dick Dooijes. Toen die familie compleet was, kreeg Wim Crouwel (Total Design) de opdracht een letterproef te maken. Voor deze ringband met vele uitslaanders moet een aanzienlijk budget beschikbaar zijn geweest. Maar de omvangrijke proef heeft de Mercator niet kunnen redden. Daarvoor was de concurrentie van met name de Helvetica te sterk. Het tijdperk van de loden letters bleek eind jaren zestig bijna voorbij toen de LA hoopvol met weer een ambitieus eigen project kwam: de Lectura (1968), ook getekend door Dooijes. Een uitgebreide proef – waarschijnlijk weer van Total Design – biedt in vele uitslaanders achtergrondinformatie en letteroverzichten. Ook deze klassieke tekstletter werd ondanks de enorme investeringen geen succes. Digitale letteruitgeverijen geven nog steeds op papier gedrukte letterproeven uit. Een bijzonder project verdient kennelijk toch meer aandacht dan alleen de vluchtigheid van het scherm.