Aan het eind van de jaren ’60 verwierf de Amsterdamse Universiteitsbibliotheek de collectie 'Amstelodamica' van A.M. van de Waal. Van de Waal werkte als archivaris bij een bank en bracht een van de grootste particuliere collecties betreffende Amsterdam bijeen. Zijn verzameling bestaat uit boeken, kaarten, foto’s, brieven en andere documenten. Na bijna vijftig jaar vergt goed beheer van deze collectie een nieuwe ordening. Daarbij komt veel moois opnieuw even aan het licht. Zoals bij voorbeeld een keur aan publicaties over de Amsterdamse haven.
De haven van Amsterdam behoort tot de grootste van Europa. Het havenbedrijf zorgde voor goede en wervende publiciteit. Dat daarbij aansprekende vormgeving ook van belang was blijkt uit talrijke boekjes en folders. Ze zijn opvallend en kleurig, en veel ontwerpen zijn van de hand van de eigenzinnige vormgeefster Fré Cohen (1904-1943). Haar werk gold als vooruitstrevend en gedurfd. Ook zijn veel gestileerde kaarten en zwart-wit foto’s te zien, die een sobere, krachtige en doelmatige uitstraling hebben.
Dat een internationaal havenbedrijf zich nadrukkelijk richt op ondernemingen die op wereldschaal opereren wekt geen verbazing. Wel opvallend is dat men kort na de Tweede Wereldoorlog uitdrukkelijk ook (weer) mikt op Duitse klanten. Talrijk zijn de brochures die in meerdere talen reclame maken voor de kwaliteit, diensten en producten van de Amsterdamse haven, óók in het Duits.
Bij de verwerking van een collectie als deze wordt vanzelf ook bijna altijd wel een inkijkje gegeven in de actualiteit van het verleden. Zo staat op een rapport over uitbreiding van de haven uit 1958 “embargo tot 27 april 18. uur”. Er wordt in dat rapport gewerkt met verwachte ontwikkelingen tot en met 1975. Ach, die 27ste april is al meer dan een halve eeuw voorbij en ook 1975 ligt alweer ver achter ons. De ontwikkeling van de Amsterdamse havens heeft zich sindsdien voortgezet. Het rapport begint met de volgende filosofische uitspraak: “Wat de toekomst brengt, zijn grotendeels de consequenties van wat men deed en van wat men verzuimde te doen.” Dat is een gedachte waarmee wij nog steeds ons voordeel kunnen doen.