Op 11 april 2020 blogde ik over de Haarlemse componist Cornelis Tymensz Padbrué (ca. 1592-1670). Van zijn oeuvre is maar heel weinig compleet bewaard gebleven. Naast I.V. Vondels Kruisbergh (1640, uniek exemplaar in het Allard Pierson), waar ik de vorige keer over sprak, zijn nog slechts een paar gelegenheidswerkjes bewaard. Daarnaast zijn er incomplete sets stemboeken van 't Lof van Jubal (1643, het vervolg erop onder de titel 't Lof Jubals (1645) en De Tranen Petri ende Pauli (1646). Op dit verhaal is er echter één uitzondering: De Kusjes (1641). Van dit werk is in meerdere collecties over de hele wereld muziek bewaard gebleven en er is ruim voldoende materiaal aanwezig om een complete set stemboeken uit samen te stellen. Er is bovendien van een eerdere druk (1631) een baspartij bewaard gebleven in het Nederlands Muziekinstituut. In de tweede druk zijn niet alleen wijzigingen doorgevoerd, er zijn ook diverse stukken aan de uitgave toegevoegd.
Op de titelpagina van Padbrués uitgave lezen we: 'Kusjes, In't Latijn geschreven door Joannes Secundus, Ende in Duytsche vaersen ghesteldt door Jacob Westerbaen, Beyde Haeghsche Poëten' (zie de afbeelding). Het gaat inderdaad om de bundel 'Basia', een reeks erotische gedichten in de stijl van Petrarcha, van Johannes Secundus (1511-1536), die in alleraardigste, maar ook uiterst brave, versjes zijn vertaald door Jacob Westerbaen (1599-1670); en ze kwamen inderdaad beiden uit Den Haag. Een van mijn favoriete gedichtjes is het volgende: de Nederlandse bewerking van Westerbaen
Een pijl van heete minne-smert.
Maer als het kleyne guytje sagh
U voorhooft witter als den dagh,
U vlechten blonder sevenmael
Als 't schijnsel van een sonne-strael,ooghjes swerter als een git
Geset in aerdigh marmer-wit,
U kaeckjes schoonder als een roos
Die yemand voor de schoonste koos,U halsje witter dan een Swaen,
U borstjes blancker als de Maen,
Smeet hy sijn wapen-tuygh ter neer,
Sijn boogh, sijn schutterlijck geweer,En vloogh u om den hals terstond
Soo vriendelijck, mijn Rosemond,
Daer hy versmoort in lieve lust
U duysent maelen heeft gekust.Hy blies u met sijn mondjen in
Al watter soets is in de min,
Al wat parfuym en amber heeft,
Al wat het rieckend Paphos geeft,En swoer by Hemel en by Throon,
By boogh, by pijl, by al de Goon,
Dat hy sijn kleyne krouse kop
Noyt tegen u sou heffen op.Is het dan vreemt, dat ick vertel
Dat uwe kusjes riecken wel,
Maer dat ick noyt de sachte min
In u verharde hertje vin?
In de Toonkunstcollectie is een set van alle vocale partijen aanwezig, maar de basso continuo was lange tijd onvindbaar. Ik vond deze partij in 2009 terug in het gemeentearchief van het Zwitserse Zuoz. Daar zijn in de vroege achttiende eeuw twee sets met stemboeken terecht gekomen met veel Nederlandse muziekuitgaven erin. Het heeft er alle schijn van dat het de zangers in Zuoz vooral te doen was om de psalmen van Sweelinck, en Padbrué was waarschijnlijk slechts bijvangst. De daar aanwezige partijen, leverden niet alleen de ontbrekende basso continuo aan het exemplaar in de Toonkunstcollectie, ook de ontbrekende laatste pagina van de sopraanpartij werd er gevonden.
Mijn verre voorganger Frits Noske verzorgde voor de KVNM een uitgave, waarbij hij de basso continuopartij wegliet (die kende hij immers niet) en waarvoor hij een reconstructie maakte van de ontbrekende laatste bladzijde van de sopraanpartij. Het weglaten van de basso continuopartij is een verhaal op zichzelf. Dit soort partijen is rond het jaar 1600 ontstaan. Hun oorsprong ligt in opera en aria, maar werd ook overgenomen in de veelstemmige polyfonie. In dit laatste geval volgde de basso continuo doorgaans de laagste vocale partij. Zo is het bijvoorbeeld ook in Sweelincks Cantiones Sacrae (1619), zijn enige uitgave met basso continuo. Het voegde muzikaal dus niets toe en met de vocale stemmen in de hand, is een reconstructie van de basso continuopartij geen enkel probleem. Maar uit de in Zuoz teruggevonden partij blijkt dat het bij Padbrué enigszins genuanceerder ligt. Langdurig volgt ook bij hem de basso continuo de laagste vocale partij, maar niet altijd. Op sommige momenten, met name in passages waarin alleen hoge stemmen klinken, heeft de basso continuo een zelfstandige functie en vult dus aan op het vocale weefsel. Het zal in 2009 aan de meesten voorbijgegaan zijn, maar de vondst van Padbrués basso continuo was toch van enige betekenis voor de Nederlandse muziekwetenschap en vult niet alleen op het muzikale vlak aan, maar vult ook aan op het vlak van onze kennis van de vroege basso continuo in de Nederlandse muziekgeschiedenis.
Padbrués Kusjes zijn voor 3, 4 en 5 stemmen met basso continuo en kunnen dus met slechts zes musici worden vertolkt. Net als De Kruisbergh zijn ze uitermate geschikt voor de anderhalvemeter-economie waar we de komende jaren mee te maken zullen krijgen. De 'Kusjes' lenen zich ook voor een virtuele omhelzing van mensen waarbij we niet te dicht in de buurt mogen komen...
Luister hier naar Padbrués 'Vierde Kusjen': https://www.youtube.com/watch?v=UGt3-ZqicEk