Wil mijn broêrtje Gi ons het onuitsprekelijk genoegen doen, heden middag het gansch zeer eenvoudig middagmaal met ons te komen deelen? Zoo den Heer Scholten of iemand anders wie ook mij vóór geweest is, ga ik met hem duëlleren, wilt ge dus geene akligheden zien gebeuren, neem dan mijne invitatie maar aan, waardoor ge ons allen énorme veel pleisier zult doen, en niet het minst
Uw toegenegen zusje Sientje
Voor familie en vrienden heette ze Sientje. Er is maar weinig wat we van haar weten. Sientje heeft niet veel kans gehad om naam te maken of sporen na te laten. We kennen haar hooguit als ‘de vrouw van’ en misschien zelfs nog wat meer als ‘de schoondochter van’. Dankzij haar huwelijk verkeerde zij echter wel in kringen waar men zich graag liet portretteren door middel van een destijds nieuwe techniek, die de poserende zo levensecht mogelijk weergaf: de fotografie.
Zo kon het gebeuren dat Sientje in 1849 vereeuwigd werd op een zogeheten daguerreotypie: een foto op een lichtgevoelig gemaakt plaatje van verzilverd koper. Sientjes fotoportretje toont een jonge vrouw wier indringende blik met gemak de eeuwen overbrugt: anders dan haar doorgaans stijfjes poserende tijdgenoten die in zichzelf gekeerd lijken of in de verte staren, kijkt Sientje tot in ons hart. Haar blik liet in elk geval de makers van Out of the box – tot en met 4 september te zien – niet onberoerd. Zij namen haar daguerreotypie in de tentoonstelling op.
Maar wie was Sientje? Voluit heette ze Gesina Cornelia Goudswaard. Ze werd geboren op 23 mei 1828 in Den Haag als dochter van Bastiaan Goudswaard en Wilhelmina Margaretha Moojen. Haar vader verkeerde soms in financiële moeilijkheden. Steun kreeg hij van Willem de Clercq, directeur van de in Amsterdam gevestigde Nederlandsche Handel-Maatschappij, die hem in dienst nam. Willem de Clercq had een brede culturele belangstelling en was nauw betrokken bij de invloedrijke religieuze opwekkingsbeweging die bekend geworden is als het Réveil. Een rijke verzameling over deze beweging, bijeengebracht door de Stichting Réveil-Archief, wordt als bruikleen beheerd bij het Allard Pierson. Pièce de résistance in die verzameling zijn Willems dagboeken, die hij ruim dertig jaar lang minutieus bijhield; ze behoren tot de belangwekkendste Nederlandse egodocumenten uit de negentiende eeuw.
Een zoon van deze Willem, Daniël (1825–1884), trouwde in 1851 met Bastiaans dochter Gesina. Was Willem niet al in 1844 overleden, dan hadden we vast veel over haar te weten kunnen komen uit zijn dagboeken, maar nee. We zullen het moeten doen met een handvol brieven van Gesina zelf, bewaard gebleven in de Réveil-collectie. Er zijn er twee aan Adriaan Gildemeester, echtgenoot van Daniëls zus Margaretha Elisabeth (hs. RA 13:18), en zeven aan Gideon Jeremias de Clercq, een jongere broer van Daniël (hs. RA 03:342). Het hierboven geciteerde en hiernaast afgebeelde briefje aam ‘Gi’ is er een van. Gesina nodigt hem daarin uit voor de lunch en hij móet komen, zonodig gaat ze om hem duelleren met zijn baas Willem Scholten. Opgewekte berichtjes zijn het, over dagelijkse bezigheden en huiselijke aangelegenheden, kattenbelletjes eigenlijk, maar vol humor en affectie.
Zijn er echt geen andere bronnen die iets over Gesina vertellen? Toch wel. In navolging van zijn vader hield Gideon als adolescent een dagboek bij (hs. RA 01:0007–0010). Uiteraard schenkt hij gepaste aandacht aan de verrichtingen van hemzelf, zijn broers en vrienden op de huwelijksmarkt. Geamuseerd volgt hij de pogingen van Daniël om het hart en de hand van Gesina te winnen, volgens Gideon ‘een uitgezochte parel’ voor zijn broer, ‘die uit zijn aard meer behoefte aan een vrolijk meisje heeft dan ik of een ander’. Vanaf december 1847 figureert Gesina herhaaldelijk in Gideons dagboeken. Zo is zij op de 18de van die maand een van de door Gideon kritisch besproken gasten op het verjaarspartijtje-met-loterij van diens zusje Margaretha. Gesina komt samen met haar zus Martha: ‘De eerste zag er allerliefst uit maar beiden waren slecht gekleed. Met Cientje sprak ik alleraangenaamst.’ De loterij zelf was dolle pret en Gideon deed een guitige duit in het zakje: ‘Comiek was het trekken van Cientje op een van Daans loten van een kindermutsje welk geval ik met luider stemme der vergaderde menigte verkondde.’
Het huwelijk van Daniël en Gesina, dat op 6 juni 1851 gesloten werd, zou echter kinderloos blijven en het duurde maar vijf jaar; Gesina overleed op 8 juli 1856, slechts 28 jaar oud, ‘na een langdurig en dikwerf zeer smartelijk lijden’, aldus het door Daniël eigenhandig ondertekende overlijdensbericht. Gesina was slachtoffer geworden van de gevreesde tuberculose, destijds aangeduid als de tering. Daniël was diep bedroefd, ‘maar het herdenken aan het geluk van een’ vijfjarigen echt, aan de vele liefdeblijken, die zij immer en inzonderheid gedurende hare ziekte ondervond, en vooral de troostvolle hoop, dat God haar tot zich riep, om haar die ruste te doen smaken, waarnaar zij zoo reikhalzend uitzag, lenigen mijne smart’. Daniël zou niet hertrouwen.
Gesina’s lot gaf dominee-dichter Peter de Génestet – een boezemvriend van Gideon – het ooit zeer populaire gedicht ‘Het haantjen van den toren’ in de pen. In 328 versregels verhaalt De Génestet hoe een jonge, pasgetrouwde vrouw een slepende ziekte oploopt die haar tijdens koude wintermaanden aan huis kluistert. Vanaf haar ziekbed heeft ze zicht op een weerhaantje op een kerktoren. Als eens de wind zal draaien en zachte, zuidelijke lucht aanvoeren, zal ze weer naar buiten kunnen gaan en eindelijk genezen. Maar ach, wind en weerhaantje draaien pas als ze ten grave wordt gedragen…
Gesina Cornelia Goudswaard. Bij ons aan de Oude Turfmarkt heet ze Sientje.