Door: Anouk de Vries
Wanneer je een kaart van Suriname uit de collectie van het Allard Pierson bekijkt, zal je in eerste instantie geen duidelijke verwijzingen vinden naar historische gebeurtenissen en koloniale misstanden. Het lijkt alsof slavenhandel, de opbouw van plantages, en het geweld wat daar onderdeel van was niet te zien zijn op deze kaarten. Toch zijn deze thema's niet volledig afwezig. Juist als we beter kijken, kunnen we aanwijzingen vinden. Want kaarten zijn geen onbevooroordeelde kijk op de wereld. Maar welke beeldvorming stralen zij uit? In deze blogpost laten we aan de hand van enkele kaarten uit de Surinamica-collectie zien in welke mate beeldvorming een rol speelt in de uitvoering van geografische kaarten.
Een van de speerpunten van het Allard Pierson is het dekoloniseren van de collecties. Dit geldt zeker ook voor de kaarten van Suriname, waarvan het Allard Pierson er ruim driehonderd in beheer heeft. Op het eerste gezicht lijken deze kaarten neutrale en meetkundige weergaven van de werkelijkheid. Het zijn echter tastbare producten van het Nederlandse koloniale verleden. Als instrumenten in dienst van het koloniale systeem vormen ze een uitdrukking van koloniale macht, dominantie en onderwerping. Als we dieper inzoomen op deze kaarten, en bevragen door wie, waar, wanneer en waarom zij zijn gemaakt, rijzen er verschillende vragen en kunnen we proberen deze kaarten, en de manier waarop we ze interpreteren, te dekoloniseren.
Neem bijvoorbeeld de Kaart van het bebouwde gedeelte van Surinamen (1817) die een gedetailleerd beeld geeft van Paramaribo en de omliggende bebouwde gebieden, met een inzetkaart van heel Suriname. Deze kaart, uit het begin van de negentiende eeuw, bevat een uitgebreide legenda met de namen en afmetingen van plantages. Hier zien we keurig afgebakende percelen die werden geëxploiteerd voor het financiële gewin van aandeelhouders. Gedetailleerde informatie over de tot slaaf gemaakte mensen die er werkten ontbreekt . De kaart zal bedoeld zijn om informatie voor de aandeelhouders in Nederland overzichtelijk te maken. Daarmee laat deze kaart het proces van in bezit nemen zien.
De Kaart van Guiana, Engelsch, Nederlandsch en Fransch (1889) gemaakt door W. L. Loth, toont de grenzen met de Franse en Engelse kolonies. Deze kaart legt opnieuw de nadruk op gebieden waar men dacht economisch gewin te behalen. Zo zijn de goudmijnen met nauwkeurige, geometrische vlakken aangegeven en wordt het binnenland alleen aangekaart als “onbekende wildernis.” Opmerkelijk is de aanduiding van “Boschn*g*rs” rond de bebouwde gebieden, verwijzend naar de marrons. Dit zijn de gedeporteerden en tot slaafgemaakten die hun toevlucht zochten in het binnenland. Hoewel de slavernij in 1863 in Suriname formeel werd afgeschaft, zijn de termen waarmee de marrons op de kaart worden aangeduid een stille verwijzing naar de onderdrukking in Suriname. Tegelijkertijd staan deze marrons symbool voor het eeuwenlange verzet tegen het op slavernij gebaseerde koloniale systeem.
In afb. 3 zien we ten slotte de Kaart van Suriname uit 1898, gemaakt door J.F.A. Cateau van Rosevelt, die wordt beschouwd als de eerste 'moderne' kaart van Suriname. Van Rosevelt was een officier, expeditieleider en koloniaal bestuurder die in 1871 en 1872 het binnenland van Suriname verkende. Deze kaart combineert de ontwikkelingen van de negentiende eeuw met een legenda die informatie geeft over goudwinning en natuurlijke grondstoffen. Ook zijn de verschillende plantages aangegeven, en worden dorpen van oorspronkelijke bewoners aangeduid. De lege, onontgonnen gebieden op de kaart lijken te suggereren dat er nog veel te ontdekken en te exploiteren valt in Suriname. De kaart lijkt als het ware een uitnodiging aan potentiële kolonisten om deel te nemen aan de verwerving van koloniale rijkdommen. De abstractie van de kaart geeft de indruk van een gestructureerde en gecontroleerde orde. Dit beeld zal het begrip van Suriname onder de Europese bevolking hebben beïnvloed. Deze kaart was onderdeel van de tentoonstelling Nederlandsche West-Indische Tentoonstelling in het Koloniaal Museum in Haarlem in 1899 (zie afb. 4). Het droeg bij aan het beeld dat Nederlanders hadden van Suriname: dat dit gebied van hen was en dat zij er mochten nemen wat ze wilden.
Zoals deze voorbeelden aantonen, lijkt de abstracte aard van de kaarten een objectieve waarheid uit te stralen en suggereert die abstractie een alomvattende controle. De kaarten tonen plantage-economie en de bijkomende praktijk van slavernij in de kolonie als een zeer gestructureerde orde. Ook laten veel kaarten van Suriname delen van de kaart ‘leeg’ – zij behelzen een belofte van vrij en schijnbaar onontgonnen land – een lege ruimte voor potentiële kolonisten om te verdelen en te vullen. Deze beeldvorming droeg bij aan het beeld dat Nederlanders hadden van Suriname. Zij kwamen namelijk in aanraking met de kaarten op verschillende tentoonstellingen, zoals op de genoemde “Nederlandse West-Indische tentoonstelling.”
In plaats van objectieve weergaven van de geschiedenis zijn deze kaarten dus eerder instrumenten van subjectiviteit en propaganda. Ze weerspiegelen de heersende machtsstructuren en geven een eenzijdig beeld van het verleden. Deze kaarten zijn slechts een kleine greep uit de collecties Surinamica en cartografie. Het belang van het dekoloniseren van onze blik op al deze objecten kan niet worden overschat en dit onderzoek is een eerste aanzet hiervoor. Door de kaarten kritisch te benaderen, kunnen we verborgen verhalen onthullen en alternatieve perspectieven verkennen. De kaarten zijn geen neutrale objecten, maar tijdcapsules van koloniale geschiedenis die ons uitnodigen om het verleden opnieuw te evalueren en te herzien. Ze herinneren ons eraan dat geschiedenis meer is dan wat je op het eerste gezicht ziet en dat een kritische blik een essentiële stap is om een vollediger begrip van ons verleden te krijgen.
Anouk de Vries studeert Curating Arts and Culture: Arts of the Netherlands aan de UvA en is als stagiaire werkzaam op de Kaartenzaal van het Allard Pierson.