Het is donker en koud. Stevig klemt Maeyken haar pen vast. Morgen zal haar laatste dag op aarde zijn, maar vanavond is ze nog hier en schrijft ze haar laatste brief aan haar kinderen. Ze strijkt de brief plat en kijkt liefdevol naar de woorden die haar man voor haar schreef op de andere zijde. Ze doopt haar pen in de inkt en begint met schrijven:
Och mijn lieve zoon, al ben ik hier van je weggenomen, leer van jongs af aan God te vrezen, dan zul je je moeder terugkrijgen hierboven in het Nieuwe Jeruzalem, waar we niet meer van elkaar gescheiden zullen worden.
Vandaag, op 5 oktober 2023 is het precies 450 jaar geleden dat Maeyken Wens op de vooravond van haar dood, in een donkere cel in de ringwalburg Het Steen in Antwerpen een brief schreef aan haar kinderen. Maeyken en haar gezin waren doopsgezind. Zij maakten deel uit van een stroming binnen het protestantisme, die zich aan het begin van de zestiende eeuw in Friesland had afgesplitst. Binnen veel andere christelijke stromingen is het gebruikelijk om pasgeborenen te laten dopen, maar de doopsgezinden laten zich pas dopen op volwassen leeftijd. Daarnaast schrijven zij een eigen belijdenis bij deze doop, die niet volgens een vaste formule is opgesteld.
Doopsgezinden werden ook wel anabaptisten, wederdopers, mennonieten of menisten genoemd. Dit laatste naar de Friese stichter Menno Simons (1496-1561). Ten tijde van de reformatie werden aanhangers van ‘ketterse’ stromingen in de Nederlanden systematisch onderdrukt, gemarteld en vermoord. Om grip te houden op het religieuze leven stelden zowel katholieke als protestante autoriteiten de kinderdoop verplicht. Omdat doopsgezinden zich niet aan deze verplichting hielden werden zij aangeduid als een gevaarlijke beweging die vervolgd diende te worden. Veel doopsgezinden werden onder druk gezet om hun geloofsopvattingen te verloochenen. Wanneer je weigerde, kwam je wreed ten einde.
Het waren haar doperse overtuigingen waarvoor de autoriteiten Maeyken oppakten in april 1573. Maandenlang zat zij vast in een cel, waar haar geloof en de brieven van haar naasten vermoedelijk haar enige steun waren. Samen met drie andere doopsgezinde vrouwen werd Maeyken ter dood veroordeeld. De executie op de brandstapel zou plaatsvinden op 6 oktober van datzelfde jaar. Op de vooravond van haar dood schreef Maeyken een brief aan haar kinderen. Deze bijzondere brief werd in 1902 op een veiling verworven en ligt vandaag de dag in de magazijnen van het Allard Pierson onder de signatuur hs. XXVII A 617 (1). De brief maakt onderdeel uit van de Doopsgezinde Bibliotheek, een collectie vol kostbare manuscripten en drukken die door de Verenigde Doopsgezinde Gemeente Amsterdam bij ons in bruikleen is gegeven.
De brief geeft blijk van Maeykens grote liefde voor haar geloof, haar man en haar kinderen. Zij schreef haar brief op de achterzijde van de brief die haar echtgenoot, Mattheus Wens, aan haar had geschreven. De brief is duidelijk vaak in handen geweest van mensen. Je kunt je voorstellen dat hij door Maeykens kinderen en kleinkinderen dikwijls nog gelezen is. Het is bijzonder dat een dergelijk los papier de tand des tijds zo lang doorstaat. Toch heeft de tijd wel zijn weerslag gehad op de brief. Deze is opgevouwen geweest en op sommige plaatsen vuil, doorgesleten en onleesbaar geworden. Dit is vooral het geval voor de tekst die Mattheus aan Maeyken schreef. Ook getuigt de brief van de grote druk waaronder Maeyken stond. Sommige woorden zijn bijvoorbeeld doorgehaald of zijn door haar juist dubbel opgeschreven. Het vooruitzicht van wat haar de volgende dag te wachten stond moet zwaar op haar gewogen hebben. De ontroerende brief is een heel persoonlijk getuigenis van moederliefde en godsvertrouwen. Mensen komen van heinde en ver om dit ‘reliek’ van een doopsgezinde martelaar in het Allard Pierson van dichtbij te kunnen bekijken. Nergens ter wereld is er nog een originele handgeschreven brief van een doopsgezinde martelaar gevonden die de zestiende- of zeventiende eeuw heeft overleefd, alleen hier.
Hoe was Maeyken tot het schrijven van deze brief gekomen? Volgens onderzoek van S. Cramer in de verbodsboeken van Antwerpen werd er in januari 1566 een vijftigtal personen opgeroepen om voor de schout, burgermeesters en schepenen te verschijnen. Zij moesten zich verantwoorden omdat zij verdacht werden van ‘herdoperij’ of dat zij taken voor de doopsgezinden zouden hebben uitgevoerd. Cramer benoemt dat ook - Janne de Weese, metsere; Mattheus Wens metsere, ende Maeyken, sijn huysvrouw [echtgenote], gewoont hebbende in den oudenartschen ganck - behoorden tot diegenen die opgeroepen werden zich te melden. Maeyken verscheen niet en werden in februari opnieuw opgeroepen. De persoon die weigerde zou worden verbannen op straffe van dood bij terugkeer. Het is onduidelijk of Maeyken de stad langdurig heeft verlaten, maar in april 1573 werd ze opgepakt en gevangengenomen.
Nadat Maeyken de brief had geschreven, kwam die in handen van haar zoon Adriaen en zijn latere kinderen. Dit soort manuscripten circuleerden in de tijd van de reformatie vaak eerst in origineel en daarna in een afschrift voordat ze in druk verschenen. Toch is er van dergelijke afschrift-verzamelingen van martelaarsbrieven geen voorbeeld bekend en is Maeyken's brief in die zin uniek. Maar de andere doperse martelaarsbrieven zijn ons niet onbekend. In 1615 wordt in Haarlem door Hans de Ries het Groot Offerboek samengesteld. Hierin worden enkele martelaarsbrieven opgenomen, waaronder die van Maeyken. Het Offerboek wordt tussen 1615 en 1631 vier keer herdrukt en diende, samen met de martelaarsboeken van John Fox, Eusebius en Abraham Mellinus, als bron voor Thieleman Janszoon van Braght in zijn boek Het bloedig toneel, of Martelaersspiegel der Doops-Gesinde of Weerloose Christenen, die om ’t getuygenis van Jesus haren Salighmaker geleden hebben ende gedood zijn van Christi tijd af tot desen tijd toe, gedrukt door Jacob Braat in 1660.
Van Bragt was de zoon van een Dordtse lakenkoopman en werd in 1644 gedoopt. Enige jaren later werd hij leraar bij de Vlaamse Doopsgezinden in Dordrecht. Met de Martelaersspiegel, waarin hij 264 martelaarsbrieven samenbracht,verwierf hij grote bekendheid. In dit boek worden verschillende gebeurtenissen uit het leven van martelaren beschreven. Dit begint bij de apostelen van Christus en loopt door tot in de zeventiende eeuw. De Martelaersspiegel is vandaag de dag nog steeds een belangrijk boek binnen de doopsgezinde gemeenschap. Het is een manier voor hen om de vervolging van hun geloofsgenoten te herdenken.
Maeyken werd, samen met drie andere doopsgezinde vrouwen, op de ochtend van 6 oktober geëxecuteerd. Een tongschroef weerhield haar ervan om haar geloofsovertuigingen uit te spreken naar de menigte die was komen kijken. In haar brief schreef Maeyken aan Adriaen: Heb elkaar lief zolang je leeft en neem Hansje af en toe in je armen voor mij. Adriaen aanschouwde, met zijn kleine broertje op de arm, hoe zijn moeder werd vastgebonden. Kort daarna viel Adriaen flauw. Hij zou pas ontwaken nadat zijn moeder in vlammen was opgegaan. Na afloop hadden Adriaen en Hansje enkel nog de herinneringen, de tongschroef en natuurlijk de brief waarin hun moeder afsloot met de woorden:
Nogmaals adieu, mijn lieve zoon Adriaen. Wees toch goed voor je bedroefde vader zolang je leeft en doe hem toch geen verdriet. Dat vraag ik jullie allemaal, want wat ik tegen de oudste zeg, bedoel ik ook voor de jongste. Hiermee vertrouw ik jullie nogmaals aan de Heer toe.