100 jaar geleden, op 8 januari 1921, werd door de Universiteit van Amsterdam een eredoctoraat verleend aan J.W. IJzerman. Wie was hij?
Jan Willem IJzerman werd in 1851 geboren in Leerdam, als zoon van een hoefsmid. Toen hij in 1932 overleed had hij een indrukwekkende loopbaan achter de rug: als militair, civiel ingenieur, archeologisch onderzoeker, leraar en ondernemer. Bovendien trouwde hij twee keer en werd hij de vader van vijf dochters en twee zoons. IJzerman was ook politiek actief, als lid van de gemeenteraad van Amsterdam en als Tweede Kamerlid. Voor zijn verdiensten werd hij meermalen koninklijk onderscheiden: hij werd benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw, Commandeur in de Orde van Oranje-Nassau en Grootofficier in de Orde van Oranje-Nassau.
Tweeëntwintig jaar was IJzerman voorzitter van het Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap. Daar komt nóg een connectie met de Universiteit van Amsterdam om de hoek: de omvangrijke collectie kaarten, atlassen en andere geografische en etnografische publicaties van het KNAG is sinds 1880 in bruikleen toevertrouwd aan de UvA. Een bijzonder onderdeel van dit bruikleen wordt gevormd door de zgn. Muller-collectie: ruim achtduizend losse kaarten, merendeels uit Nederlandse atlassen afkomstig uit de 16de tot en met de 19de eeuw, vaak in verschillende staten, in goede conditie en veelal schitterend gekleurd. Het was ook IJzerman die in 1914 mede aan de basis stond van de belangrijke acquisitie van deze verzameling voor het KNAG – en dus voor de Amsterdamse Universiteitsbibliotheek. Nog altijd is het een belangrijk en veelgebruikt onderdeel van de kartografische verzameling van het Allard Pierson.
In het lemma over IJzerman in het Biografisch woordenboek van Nederland (oorspronkelijk verschenen in 1985) wordt de nadruk gelegd op zijn grote inzet en verdiensten voor de aanleg van spoorlijnen in Nederlands-Indië. Het is waarschijnlijk in die context, dat een kaart tot stand is gekomen die op naam staat van J.W. IJzerman. Deze Schetskaart van een gedeelte van Midden-Sumatra uit 1891 werd geproduceerd door het Topografisch bureau te Batavia, op basis van gegevens die IJzerman in 1890 had verzameld. Hij was toen werkzaam als Hoofdingenieur en Chef van de ‘Dienst der Staatsspoorwegen ter Sumatra’s Westkust’. Bij zijn werkzaamheden werd hij terzijde gestaan door L.A. Bakhuis, 1ste Luitenant bij de ‘Topographischen Dienst’.
IJzerman werd opgeleid aan de Koninklijke Militaire Academie in Breda. Des te opvallender is, dat hij al vroeg tijdens zijn loopbaan in Nederlands-Indië óók oog had voor het cultuur-historische belang van overblijfselen van Hindoetempels. Met zijn initiatieven, zoals de oprichting van de archeologische vereniging in Djokjakarta en het laten fotograferen van de monumenten, heeft hij bijgedragen aan het behoud en ruime bekendmaking van bouwwerken die tegenwoordig wereldberoemd zijn, zoals het Prambanan-tempelcomplex en de Boroboedoer. Ook op onderwijsgebied liet IJzerman zich niet onbetuigd. In Den Haag stond hij mede aan de wieg van het Nederlandsch Lyceum dat bestaan heeft van 1909-1991 en hij was initiatiefnemer van de Technische Hoogeschool in Bandoeng, die in 1920 werd geopend.
Al deze activiteiten en prestaties getuigen van een enorme energie en werklust. Natuurlijk zullen de respectievelijke mevrouwen IJzerman hem werk uit handen hebben genomen, hoewel zijn eerste vrouw, Francisca Junius, ook zelf actief was als schrijfster onder het pseudoniem Annie Foore. Zij overleed op 43-jarige leeftijd; IJzerman hertrouwde twee jaar later met Susanna Koch. Bovendien moet worden bedacht dat in de 19de eeuw tropenjaren nog ‘dubbel telden’, waardoor IJzerman in de gelegenheid was op zijn 45ste reeds met pensioen te gaan, zodat hij na zijn repatriëring tijd genoeg had om talrijke andere initiatieven te ontplooien. En in deze blog is nog lang niet alles genoemd.
Van de ere-promotie van Jan Willem IJzerman werd uitvoerig verslag gedaan. In het Algemeen Handelsblad van 9 januari 1921 is te lezen hoe de zojuist tot doctor gepromoveerde bedankte voor de hem bewezen eer: “Ik dank u allen zeer voor de hooge onderscheiding, welke mij door uw besluit is ten deel gevallen. Ik voeg daarbij een woord van diepgevoelde waardering aan de faculteit voor letteren en wijsbegeerte, die door haar voorstel deze promotie heeft mogelijk gemaakt. Uit den grond van mijn hart dank ik mijn promotor en vriend prof. Van Eerde. lk heb zijn woorden verstaan en gevoeld en zal hem niet vergeten zoo lang ik leef. In den loop der jaren is de waarde van de Hooge School voor mij zeer verhoogd. Herhaalde malen ben ik met haar in aanraking geweest en al die aanrakingen hebben bij mij de heerlijkste herinneringen achter gelaten. Ik besluit met een wensch: Moge het den Universiteit in de toekomst goed gaan. Dat zij moge bloeien en groeien tot in lengte van dagen!" Daarop volgde, aldus de krant, applaus.
Toen Jan Willem IJzerman in 1932 overleed werd daar opnieuw uitvoerig bij stilgestaan. De gecombineerde krant Nieuwe Amsterdamsche Courant / Algemeen Handelsblad besteedde er drie kolommen aan, op de voorpagina! Aan het slot daarvan staat: “IJzerman! De naam krijgt wèl zijn klank als men denkt aan den stoeren kop; aan den man, in wien de wil was om aan te pakken, te volharden, te slagen. Hij, met zijn staat van dienst, zal voor het nageslacht blijven: een lichtend voorbeeld.” Het is dus misschien wel goed, om nog eens aan hem te denken.
Zie ook het ‘Levensbericht’ over Jan Willem IJzerman door dr F.C. Wieder, in: Jaarboek van de Maatschappij voor Nederlandsche letterkunde (1934, p. 133-147; daarin is ook een lijst publicaties van IJzerman opgenomen). Voor zover publiekelijk bewaard gebleven, berust het archief van IJzerman bij het Stadsarchief in Amsterdam.