Genegenheid per brief

De hartsvriendinnen Betje Wolff en Aagje Deken vormden de Nicci French van de achttiende eeuw. Hun gezamenlijk geschreven romans-in-brieven Historie van mejuffrouw Sara Burgerhart (1782) en Historie van den heer Willem Leevend (1784–1785) waren bestsellers en gaven de schrijfsters een blijvende plaats in de Nederlandse letterkunde. Maar behalve fictieve brieven schreven Betje en Aagje ook echte: levendige correspondentie die nog steeds fascinerend is om te lezen.

Een aantal van die brieven kwam rond 1900 in bezit van de kunsthistoricus Ernst Wilhelm Moes, oud-onderbibliothecaris van de Amsterdamse Universiteitsbibliotheek. Moes liet de brieven met zorg monteren op grote, in een luxe portefeuille bijeengebrachte bladen, plakte er zijn ex libris met het motto ‘Weet of Wacht’ in en schonk het geheel aan de UB – dit, zoals hij in een bijgevoegde notitie schreef, ‘ter herinnering aan de aangename jaren, door mij van 1890 tot 1898 aan die Bibliotheek doorgebracht’.

De meeste van de 49 brieven in de portefeuille zijn door Wolff en Deken geschreven aan hun vriend Jan Everhard Grave, een Amsterdamse suikerraffinadeur die de dames met raad en daad bijstond. Maar de pareltjes in de portefeuille zijn de warme, openhartige brieven die de onstuimige Betje en de bedachtzame Aagje elkaar stuurden. Helaas zijn de portefeuille en de opzetbladen in slechte staat en tast het zuur in die bladen de brieven aan. Een aan de eisen van deze tijd aangepaste bewaring is dringend gewenst: Wolff en Deken wachten op een tweede Moes.